De goede wijn

Door dr. K.D Goverts

“Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard…” {Joh.2:10}.

Het sleutelwoord is hier ‘de goede wijn’. De vraag doet zich voor, wat nu die goede wijn ís. In Johannes 15 lezen we van de wijnstok; “Ik ben de wijnstok en gij zijt de ranken”. In de Talmud wordt gezegd: “geen oog heeft gezien, o Heer, buiten U, wat Hij bereid heeft voor wie op Hem wacht. Rabbi” Joshua Ben Levi zegt: dat is de wijn die bewaard is in de drui­ven sinds de zesde dag van de schepping. De rabbijnen zeggen dus: God heeft wijn bewaard in de druiven vanaf de zesde dag van de schep­ping en die wordt bewaard voor degenen die op Hem wachten. En dan kom je bij Johannes 2 en dan zeg je: ze hebben al eeuwenlang op die wijn gewacht. Dan komt de moeder van Jezus en zegt: “de wijn is op”. Nee, want het zit nog altijd in die zesde dag van de schepping. Toen werd de mens geschapen. De Eeuwige heeft toen blijkbaar gedacht: die wijn moet Ik nog maar even bewaren, want daar zijn ze nog niet aan toe. Eerst nog maar een poosje melk.

De Joodse denker Levinas zegt in verband met deze regel: dit is een ver­maar­de wijn, van een heel goed jaar. Een oude wijn, die niet gebotteld is. Niet geoogst, die is altijd maar in de verborgenheid gebleven; daar heb je weer het mysterie. Misschien is dat wel het geheim van Johannes 2; het is de wijn, die altijd maar in de kelder is blijven liggen. God heeft nog heel wat in de kelder van zijn Koninkrijk liggen. Hij kon het nooit kwijt, want we waren er niet aan toe. We waren allen nog als kleine kinderen, die lopen te dansen met een glaasje fris en de kelder bleef gesloten.

Niet geoogst sinds de zesde dag, altijd maar blijven liggen. Het is net alsof er een eindeloos gat komt tussen die zesde en de zevende dag. De en­ge­len zeggen op een gegeven moment: mogen we al inschenken? Maar de Eeu­wige schudt het hoofd en zegt: nee, wacht nog maar een poosje, ze zijn er nog niet rijp voor. De genodigden zijn er nog niet klaar voor. Elke gelegenheid om met deze wijn te knoeien, is vermeden. Daar mocht ook niemand aankomen. Met al die sapjes is in de loop van de tijd ont­zet­tend veel geknoeid. Kijk maar, wat je allemaal voor dogma’s hebt. En als je op het pak kijkt, zie je, dat er allerlei bestanddelen aan zijn toe­ge­voegd; soms is het maar een paar procent vruchtensap. De rest is allemaal bijgemengd en aangelengd. We hebben heel wat bijgemengde en aange­leng­de leerstellingen. En dan zeggen de engelen: mogen we al echte wijn inschenken? Goede wijn, oude wijn van eeuwen her, absoluut onversneden, totaal zuiver.?

Levinas zegt: die wijn is de komende wereld. God wilde het geven, maar Hij kon het niet kwijt. Ze hadden liever een glaasje fris, ’t geeft niet wat. Dan blijft het allemaal aan de oppervlakte en komt de wijn niet te voor­schijn. Totdat alle dogma’s voorbijgegaan zijn, en dan komt er ruimte, de ruim­te voor God. Die goede wijn is dus bewaard, staat er. Dat is ook weer één van de sleu­tel­woorden bij Johannes. Iets wat goed is, wordt bewaard vanaf de schep­ping.