De kop wordt vermorzeld

Door dr. K.D Goverts

In Genesis 3 wordt gesproken over het zaad van de vrouw. Deze tekst wordt ook wel het proto-evangelie genoemd. “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen”. {Gen.3:15}. De herziene Statenvertaling heeft zaad jammer genoeg met nage­slacht vertaald. Hier hebben de vertalers teveel willen herzien. Er staat name­lijk niet na­geslacht, maar zaad, zèra‘. Het woord zèra‘ is een motief­woord door heel de bijbel heen. Galaten 3 spreekt ook van het zaad (enkelvoud) van Abraham. Er staat dus geen meervoud. En met het woord nageslacht ga je dat ver­troebelen en verdoezelen.

Het zaad van de vrouw is de Christus. En Christus heeft op Golgotha de kop van de slang vermorzeld. In een lied wordt gezongen: ”The battle is won”, de slag is gewonnen, ’’The greatest day in history’’, de grootste dag in de wereldgeschiedenis. Op Golgotha is de duivel overwonnen. Maar zijn zaad is nog volop actief, dat komt vooral in het boek Open­baring tot uiting. Het kruis heeft gestaan op deze aarde; daarmee is deze aarde voorgoed getekend, ‘gestempeld’. Golgotha is een onomkeerbare dag in de geschiedenis van deze wereld. Daarmee is de geschiedenis om­gezet. Je zou kunnen zeggen: eerst gaat het van één naar de twee, van de ’aleph naar de bet; de tweespalt ontstaat. En dan na Golgotha gaat de bewe­ging terug, van de twee naar de één. Dat is ook nog een lange weg, maar het beslissende keerpunt is er. Het omslagpunt is geko­men.

Christus is het zaad van de vrouw. Daarom staat er in Galaten 4 dat Christus geboren is onder de wet, uit de vrouw en daarmee wordt zijn bestemming aangegeven, dat Hij het zaad is waar al die generaties naar hebben uitgekeken.

En dan zien we een doorgaande lijn in Romeinen 16. “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u”.  {Rom.16:20}.

 Dat zijn dan degenen die bij de Christus horen.

Waarheen zou ik gaan voor uw Geest,
waarheen vlieden voor uw aangezicht?
Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar,
of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er;
nam ik vleugelen van de dageraad,
ging ik wonen aan het uiterste (achterste) der zee,
ook daar zou uw hand mij geleiden,
uw rechterhand mij vastgrijpen. – Ps.139:7-10.

 Ging ik wonen aan het uiterste (achterste) der zee. Dan ben je dus helemaal op de grens van land en water en ook op de grens van de tijd, want de zee is vaak het symbool van de tijd. Maar ook daar is die rechterhand die jou vastgrijpt. Hij zal de kwetsbaren en de verdrukten vertroosten. Psalm 139 geeft dus heel mooi aan dat het verleden en de toekomst om­ge­ven zijn door Gods gedachten.