Die Stimme spricht

Door Karl Wolfskehl

Wolfskehl werd geboren in 1869 in Darmstadt; hij ontwikkelde zich tot een groot dichter; in 1933 vindt er in het leven van deze dichter een keerpunt plaats. Hij weet zich aangesproken door de Eeuwige.  Daarom zet hij als titel boven het gedicht dat hij in 1933 schrijft: De Stem spreekt. Dit gedicht wordt gepubliceerd in oktober 1933. Maar Wolfskehl voelt, en ervaart diep van binnen, dat er nog iets is. Namelijk: Yom Kippur,  Grote Verzoendag. En daarom komt er enkele maanden later een tweede druk, onder de titel:

De Stem spreekt op Yom Kippur.

 De Stem spreekt tot Jisra’el op de dag van Kippur.

De Stem

Want, zo zegt de Eeuwige:
zie, hier ben Ik.  Ik wil terugkomen bij jou,
zelfs als jij niets hebt gedaan.

ook dan: als jij er niets van gemaakt hebt
er niets van hebt terecht gebracht

En Ik: Ik wil opnieuw de geschiedenis gaan weven
zelfs als jij niets hebt gedaan om de geschiedenis voor te bereiden

En Ik: Ik wil opnieuw op weg gaan om jou te zoeken
zelfs als jij geen enkele traan hebt vergoten

Het Heil is ontkiemd, uit het midden van de vervloeking
omdat Ik over jou geweend heb

En Ik: Ik wil Mij opnieuw op pad begeven
hoewel jij, je hebt zelfs geen halt hebt gehouden
je bent niet eens even stil blijven staan

En Ik: Ik wil opnieuw het appèl laten uitgaan
zelfs als jij niet op uw post bent geweest
je stond niet op je wachtpost

En Ik:  Ik wil je opnieuw groeten met een gebaar
zelfs als jij Mij geen enkel teken hebt gegeven

En Ik:   Ik wil opnieuw jouw Gids zijn
zelfs als jij niets durft te ondernemen

Ziet: al Mijn poorten zijn geopend
want, ziedaar: het is al dageraad

En Ik wil opnieuw de Orkaan laten losbreken
zelfs als jij geen pelgrimstocht hebt gemaakt
je was geen pelgrim, je bent niet op reis gegaan

Weldra, in jouw binnenste en aan jouw grenzen
zal de schok gevoeld worden, machtig, als een uitbraak
het losbreken van een Storm, een oude – nieuwe Storm

Zonder ophouden, en zonder pauze, zonder onderbreking,
wil Ik jou opnieuw zegenen
wil Ik jou aan Mij toewijden, aan Mij alleen,
totdat eindelijk onze ontmoeting zal plaats vinden,
integraal, helemaal
ultiem, als een finale
bij het laatste station van de eeuwige Eeuwigheid

Weet je, weet je Wie hier aan het werk is, bij deze geboorte?
weet je wat Kippur betekent?

weet je  Wie jou heeft gadegeslagen, jou, jou,
vanaf de dageraad, de vroege ochtend, en laat in de nacht?

Weet je wanneer Hij jou vergeet, HIJ ?
weet je wanneer het moment daar is, het moment van Kippur ?

Weet je Wie de roep van Kippur doet uitgaan?
Wie voor jou de route uitstippelt,  de Unieke
met uitzicht, zonder onderbreking, op een onontkoombaar Verbond?

Weet je wat Kippur wil?
weet je Wie, in stilte, Zijn schreden zet, Zijn voetstappen,
Wie in stilte Zijn spoor trekt in het Universum?

De Ondoorgrondelijke, de Onnoembare,
weet je het?  Waarom huil je nu?

Wolfskehl is naar Zwitserland gegaan, daarna naar Italië. Maar ook daar voelde hij zich niet thuis;  nog te dicht bij Duitsland, naar zijn gevoelen. Daarom emigreerde hij naar Nieuw-Zeeland, en daar woonde hij de laatste jaren van zijn leven; daar is hij in 1948 overleden.