Profetisch spreken over de eindtijd

Door dr. K.D Goverts

Maar ik zal uitzien naar de Heere, ik zal wachten op de God van mijn heil; mijn God zal mij horen (Micha 7, 7); al zit ik in het duister, mijn God zal mij tot Licht zijn, zo horen wij de profeet Micha zingen. Uitzien, zegt hij, zoals een wachter op zijn post staat, om te speuren en te spieden, om op te merken wat er gaat gebeuren. Al ben ik gevallen, ik sta weer op, want Hij is Licht voor mij.

Er wordt vaak gesproken over eindtijd; maar de vraag is of dat woord wel helemaal op zijn plaats is. Immers: God is eeuwig; Hij zegt: voor Mij is er geen einde. Een oude wijsheid, al uit de zesde eeuw voor Christus, heeft verklaard: God is het begin, Hij is het midden en Hij is het einde; en in het laatste Bijbelboek horen we: Ik ben de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde, de eerste en de laatste. Hij is de onbegrensde God; en als we willen denken over de tijd, is het essentieel dat we ons uitgangspunt nemen in het karakter van God zelf; en dat is zo mooi:  het Eeuwige komt in de tijd. Het Eeuwige komt niet ná de tijd, het komt erin.

Vanouds wordt er gesproken over deze eeuw en de toekomende eeuw; maar het is niet zo dat die komende eeuw vòlgt op deze eeuw; die komende eeuw is al bézig te komen, ‘olam ha-ba’,   הבא   עולם  dat wil zeggen: de eeuw die voortdurend aan het komen is. Wij hebben nu al deel gekregen aan de krachten der toekomende eeuw. Er is zelfs een uitleg die zegt: het is de eeuw die gekomen ìs. Want die eeuw was er al, in de schepping; daar heeft God dit geheimenis al in gelegd; maar Hij bewaart dat kostbare tot de tijd er rijp voor is; net als bij de bruiloft in Kana: dan zegt de hofmeester  tot de bruidegom: ge hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard. Zo wordt verklaard: dat waren de druiven die al gereed lagen in de dagen van de schepping.

De Hebreeënbrief wist dat ook: Gods werken zijn van de grondlegging der wereld af gereed. Bij Hem ligt het al klaar; Hij heeft het licht verborgen in de schepping, om het uiteindelijk te voorschijn te laten komen. God heeft een bouwplan, een bestek, zoals Psalm 89 zo prachtig vertolkt: het vast gebouw van Uwe gunstbewijzen, dat naar Uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen. Het zijn maar drie woorden in het hebreeuws: voor eeuwig wordt de goedertierenheid gebouwd. Dus: er wordt gebouwd. En wat wordt er gebouwd? Chèsed    חסד, dat is in wezen verbondstrouw, dat is Zijn wezen, Hij heeft een verbond met de mens en met de schepping: Hij laat niet los wat Zijn hand begon. Gij gaat in ‘t donker voor ons uit, en niemand stuit Uw grote gang, de eeuwen door, een wereld lang, zo zegt een lied van Schulte Nordholt.

Begin en einde hangen nauw met elkaar samen: de profeet Jesaja heeft zo treffend mogen doorgeven: Ik ben het, zegt God, die vanuit het begin het einde doe weten. Met andere woorden: het einde ligt in wezen in het begin besloten. (Jes.46, 10) Net zoals de eikeboom al verborgen ligt in de eikel; zoals de knop reeds bloem bevat en het zaad het trots geboomte (naar een oud lied van Johannes de Heer). Het begin is bepalend voor wat gaat worden; en het begin is van Hem: alles is voortgekomen uit Zijn gedachte. De profetische mens zal één verlangen hebben: de gedachte van de Schepper te leren kennen. De joodse schrijver Elie Wiesel zegt zo diepzinnig: Hij is de God van alle aanvangen: le Dieu de tous les commencements.

Daarom kunnen we in feite niet spreken van eindtijd. Strikt genomen is er geen einde, maar elk einde is een begin. Het griekse woord telos τέλος  betekent: einde, doel en einddoel. De grondbetekenis is: cirkel. Dan wordt een bepaalde periode rond gemaakt, afgerond. Maar het is waar wat de joodse denker André Neher zegt: geen einde zonder volgende morgen, pas de fin sans lendemain.

In de hebreeuwse gedachtewereld is de avond niet het einde; de avond is het begin van de dag. Het was avond en het was morgen, één dag. De nacht is er wel, maar die zit ingeklemd tussen avond en morgen, tussen avondgebed en ochtendgebed, de nacht kan dus geen kant op de nacht zit gevangen tussen twee tangen, tussen zon en maan. De nacht wordt begrensd door de gebeden der heiligen. Waar wij denken: dat is het einde, daar zegt de Geest: dit is een begin. Zoals Amy Carmichael, die zendelinge was in India, zei: wat wij zonsondergang noemen, dat noemen de hemelse mensen zonsòpgang, en de Vreugde des Heeren en de Morgen van God: what we call sunset, the heavenly people call: sunrise, and the Joy of the Lord and the Morning of God.

Als de leerlingen vragen: vertel ons, wanneer zal het geschieden? dan vragen ze concreet naar ‘de voleinding van de eeuw’ (Matt.24, 3), niet zoals wel gedacht wordt, naar het einde van de wereld. Er staat: sunteleia, συντέλεια dat is voltooiing, alles wordt samen gebracht tot een cirkel.  Jezus gaat dan spreken over de laatste dingen, maar Hij geeft er een waarschuwing bij: als ge deze dingen ziet, het einde is het nog niet. Hij noemt het: begin der weeën. En weeën duiden op een geboorte; als een jonge moeder de weeën voelt, dan weet zij en hoopt zij: nu gaat mijn moederschap beginnen. Het einde van de zwangerschap is daar, maar wanneer alles goed mag verlopen, is dit het begin van nieuw leven. Zo zegt Paulus: de ganse schepping zucht en is in barensnood. Niet stervensnood, maar barensnood; want het ganse schepsel ziet met reikhalzend verlangen, met opgestoken hoofde, uit naar de Onthulling van de zonen Gods. Anders gezegd: wij leven in een geboortetijd. Eindtijd is begintijd.

Het is de tijd van het zaaien. En dan denken we aan dat woord van Jezus: een zaaier ging uit om te zaaien, maar in de grondtekst staat: de zaaier, want als het erop aankomt, is er maar één Zaaier, en dat is God, dat is Christus, maar Hij zaait samen met ons. En een oude Joodse wijze zei: ik ben een mosterdzaad. Wij mogen de woorden Gods uitstrooien, en elk woord van Hem zal de vrucht voortbrengen die Hij daarin gelegd heeft.

Het is de tijd van het voorspel: alles wat wij in deze tijd meemaken, is prélude op wat gaat komen. Elke keer weer een voorspel; en de mensen zitten in het concertgebouw en ze luisteren, ze genieten, en als er dan een stuk gespeeld is, kijken ze vol verwachting naar de musicus, naar de dirigent, en hij zegt: dames en heren, nu volgt er een voorspel. En zo gaat dat door: nog een prélude, nog een prélude. En na de pauze weer; tenslotte denken de mensen: de avond is afgelopen, dat was het dus; maar dan gaat de dirigent staan op het podium en hij roept: gaat u niet naar huis, want nu komt het concert. God is de grote Dirigent van de geschiedenis; en heel deze wereldhistorie met al haar pijn en tranen is het voorspel. Het concert komt nog.

Maar het gaat erom dat we leren zien met de ogen van onze Maker. Een lied zegt zo mooi: be thou my vision, Lord. Wees Gij mijn visie, mijn visioen. De ierse tekst raakt in feite nog dieper: wees Gij mijn ogen. Dat is een goed gebed: wilt U mijn ogen zijn, opdat ik mag zien. Niet alleen maar kijken, maar zien; niet alleen maar zien, doch schouwen. Het hebreeuwse woord chazah, dat is schouwen met de ogen van de Geest. Voor God is de tijd een zaak van het hart; niet het mechanisch afwerken van een programma, niet het zakelijk behandelen van een aantal agendapunten. Niet zo dat God dan zegt: ziezo, dat hebben we ook weer gehad. Maar Hij legt Zijn hart in de tijd; de joodse dichter Yehudah Halevi (1075 – 1141) noemde dat hartsmomenten; wat God doet, dat doet Hij met hart en ziel.

En Hij heeft zoveel in petto; Hij draagt zoveel plannen in Zijn hart, dat past niet allemaal in één periode. Daarom spreekt de Ephesebrief dan ook over het eeuwig voornemen (Eph.3, 11), maar eigenlijk staat er: voornemen der eeuwen. Het is een project, een prothesis, πρόθεσις   wat God bedacht heeft in de eeuwigheid en wat Hij volvoert in de tijd, in de tijden. Zo heeft Hij voor ons een taak, een opdracht, in deze tijd, maar ook in de eeuwen die nog vóór ons liggen. Al datgene wat we in dit leven doen en ervaren, is onze training voor wat gaat komen; dan zullen we bezig zijn in een andere dimensie, in een hogere orde.

Soms moeten we de woorden weer opdelven; de oorspronkelijke woorden van de Schrift, die ons brengen bij Gods hart, die ons tonen wat Zijn originele bedoeling is. Laat ons zingen van de oorsprong van ons menselijk bestaan, want toen God Zijn eerste lied zong, heeft Hij levend doen ontstaan. God houdt vast aan Zijn blauwdruk, zoals Hij het van meetaf aan bedacht heeft; in de loop van de tijd is er vaak zoveel stof overheen gegaan; een dikke laag stof, zodat mensen de originele woorden niet meer kunnen horen. Zo denkt men vaak: het gaat allemaal naar het einde en dan is het afgelopen. Maar een van de fundamentele waarheden van de Schrift is: God is anders. Hij dènkt anders. Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten, Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen. Wij zijn reeds lang tevoren altijd Zijn idee geweest. Uit dat begin formeert de Geest het einde, of beter gezegd: de toekomst. Het woord dat in Jesaja 46 gebruikt wordt, acharit, betekent eigenlijk: het achterste. Dat wat achteraan ligt in de tijd.

Er komt een limiet, er ligt een grens, maar achter die grens ligt een land, wat de dichter Martinus Nijhoff noemde: het derde land. Je eerste land was Egypte, je tweede land is de woestijn, daar ben je nu; maar je derde land ligt achter de horizon, dat is het Land van je hart, het Land van je dromen, het Land van de Belofte. Dat zijn van die kostbare beelden en de ware profeet denkt in beelden. Dat deed Jezus ook: daarom vertelde Hij gelijkenissen, om de mensen over te zetten in die andere wereld; beelden die een doorkijk gaven en geven, zicht op wat er achter déze wereld is.

Soms spreken profeten over het einde; maar er is toch iets bijzonders aan de hand; in een gedeelte waar Paulus handelt over de geschiedenis van Israël, zegt hij: het is alles geschied tot voorbeeld voor ons, over wie de einden der eeuwen gekomen zijn (1 Cor.10, 11). Sommige vertalingen (bijv. NBG 1951) lezen: het einde, of: voor wie de tijd ten einde loopt (NBV); maar er staat een meervoud: de einden; er is dus meer dan één einde; zoals iemand in de sportwereld zei: nu kunnen we ons richten op de finales. Meer dan één finale. Want we zijn onderweg naar de apokatastasis pantoon, ἀποκατάστασις  πάντων waarover Petrus sprak: de wederoprichting van alle dingen. De tijden (ook een meervoud) van verademing (zie Hand.3, 19vv). De NBV vertaalt: een tijd van rust; de tijden zijn, jammer genoeg, een enkelvoud geworden, en het mooie begrip ‘verademing’ is gereduceerd tot rust; er staat anapsuxis,  ἀναψυξ  dit houdt in dat je ziel (je psuchè   ψυχή ) omhoog komt. Dat is veel meer dan alleen maar rusten.

Voor ons profetische denken is zo fundamenteel dat we Gods gedachten leren kennen; dat we ons verbinden met Gods hart; dat we onze basis zoeken in datgene wat God vanouds gewild heeft. In het begin ligt het einde besloten. Profetie is genezing voor je ziel; je ogen worden weer heel. Daarom heeft Jezus ook zo vaak ogen van mensen genezen; daar ligt een diepe symboliek in. En de profeet Jesaja heeft ervan getuigd in een kostbaar woord: Uw ogen zullen de Koning in Zijn schoonheid aanschouwen (Jes.33, 17).

Laatst hoorde ik een regel van een lied: Dawn never fails to come; de Dageraad komt, zeker en gewis, het kan donker zijn, het kan nacht wezen, maar het Ochtendgloren blijft nimmer uit. Het komt. Zij het nog zo donker, het zal worden als de morgenstond.  Uw ogen: dat zijn de ogen die vaak pijn hadden; de ogen die geleden hebben om wat ze moesten aanzien; de ogen die dof en verdrietig zijn geworden. De ogen die het leed zagen, de droeve, de lege ogen: uw ogen zullen schouwen: de Koning. In het hebreeuws is Mèlekh   מלך het eerste woord van de zin: Koning, daar begint het vers mee.  Alles draait om Hem; het oog dat de Koning schouwt, ervaart daarin de genezing: there’s a healing stream, zoals Larry Gatlin zingt: een genezende stroom.

Dat is het profetische beeld van en voor de tijd van vandaag en morgen: de Koning zien, de Koning schouwen, met de ogen van het hart.

Profetie is de genezing van de tijd: zij spreekt over de einden der tijden; en die einden zijn de afrondingen, de wonden van de tijd worden verbonden. Agnes Sanford noemde dat (de titel van een van haar boeken):  the Healing Light, het genezende Licht. Jezus is het Licht van de kosmos, het Licht van onze ogen, èn Hij is de Koning in Zijn schoonheid. Alwat aan Hem is, is gans begeerlijk. Schoner dan de mensenkinderen, volmaakt van gestalte, volmaakt van karakter.

Een van de mooiste verzen in de Bijbel spreekt over genezende tijden: er komt een dag, dan zullen de torens vallen, en er zullen waterstromen zijn, en dan, zegt de profeet,  zal het licht van de blanke maan zijn als het licht van de gloeiende zon, en het licht van de zon als het licht van zeven dagen, op de dag dat de Heere de breuk van Zijn volk verbindt en de toegebrachte wonde geneest (Jes.30,25 – 26).