De benee Jisra’el en de be­nee Adam

Door dr. K.D Goverts

Letterlijk: ‘de kinderen Israëls’.
Het Hebreeuws heeft geen woord voor ‘Israëliet’. Dat is op zich al heel veel­zeggend. Het Hebreeuws kent wel de woorden Moabieten, Ammo­nie­ten, enzovoort, alleen het woord Israëlieten wordt niet gebruikt. Je kunt het volk Israël dus niet op één hoop gooien bij al die andere vol­ken, maar Israël is een volk apart. Er wordt altijd uitdrukkelijk gezegd: de be­nee Jisra’el. Daar wordt heel specifiek mee uitgedrukt: zij komen uit één stamvader. Zij horen in één verband thuis. Er wordt in de Tenakh dus gesproken over de benee Jisra’el en over de be­nee Adam.

Deze twee benamingen hebben alles met elkaar te maken. Met de be­nee Adam wordt dus de hele mensheid aangeduid. De benee Jisra’el hebben als functie, dat ze het geheel vertegenwoordigen. De benee Jisra’el zijn het deel, het pars pro toto, van de be­nee Adam. Het deel staat voor het ge­heel. De benee Jisra’el zijn de representanten van het hele mensdom. Dat is een zeer be­langrijk punt met het oog op heel de bijbel. In de Schrift is er altijd spra­ke van een deel dat het geheel vertegenwoordigt. Dus wat er met de benee Jisra’el gebeurt, dat gebeurt in wezen met de be­nee Adam. Dat geldt dus niet alleen voor de benee Jisra’el en de be­nee Adam, maar het geldt ook voor het land Kanaän, dat weer staat als deel voor heel de aarde. Daar zien we dus hetzelfde principe. Wat er in dat ene land ge­beurt, gebeurt in wezen op heel de aarde. Dus het land Israël is de aarde in een notendop. Daarom is het zo veelzeggend dat in het He­breeuws voor aar­de en land hetzelfde woord wordt gebruikt (‘erets).
Het land Kanaän is de proeftuin van heel de aarde. Het is de modelwo­ning van wat God voor heel de aarde bedoeld heeft.

 

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *