Dragen en gedragen worden
Een verhaal { auteur onbekend}
Uit liefde om niet
Een zeker man leefde met een aangeboren lichaamsgebrek. Alleen zijn vrouw wist ervan en enkele van zijn naaste familieleden. Het bezorgde hem weinig last. Hij had een goede kleermaker, die zijn gebrek in smaakvol gesneden kostuums voor het oog wist te verbergen. Niemand van de buitenwereld kon iets bijzonders aan hem zien. De kleermaker, God hebbe zijn ziel, was op een dag gestorven. De man reisde het hele land af op zoek naar een kleermaker die net zo vakkundig zou zijn als zijn voorganger, en een fraai kostuum kon vervaardigen, dat zijn gebrek aan het oog kon onttrekken. Zo’n kleermaker was er echter in het hele land niet te vinden. De man leed eronder; voortaan moest hij door het leven met een gebrek dat voor iedereen zichtbaar was. Hij raakte er niet aan gewend. Daardoor leed ook zijn vrouw en zijn gezin eronder. Ook zijn werk kwam er onder te lijden. Het ergst van alles was misschien wel dat hij niet kon nalaten zijn gestorven kleermaker op te hemelen. Hij sprak bijna over niets anders meer. Op een avond, toen de rabbi op bezoek was, beklaagde hij zich niet over zijn zichtbaar geworden gebrek, maar hij sprak onophoudelijk over zijn gestorven kleermaker, hij ruste in vrede. Een wonderdoener was hij geweest, een weldoener der mensheid, een man met bovennatuurlijke gaven. Wat deze vermocht met draad en naald kon een ander nog niet met een hamer en een aambeeld. Daaruit bleek wel, dat ook zijn beeldspraak eronder had geleden. De rabbi hoorde de lofzang zwijgend aan. Toen hij opstond om te vertrekken zei de rabbi: een zeker koning was geboren met een bochel. Een kwestie van een goede kleermaker, zei de man. Hij dankte God, vervolgde de rabbi onverstoorbaar, dat hij was gezegend met twee gezonde sterke benen. Niets kon de koning slechter verdragen dan afhankelijk te zijn van een knecht. Stel je eens voor: een lakei, wiens taak het is de koning dagelijks van zijn bed naar zijn troon en van zijn troon naar zijn koets en van zijn koets naar zijn zetel in de eetzaal en van zijn zetel in de eetzaal naar zijn bed te dragen. Wie denk je, had het meest te dragen? Oei. Zei de man, kan men kijken in het hart van een mens? Een koning, zei de rabbi, maakt geschiedenis, want dit zijn de maten van de wereld: de een wordt gedragen, de ander draagt. Voor wie draagt en gebukt gaat onder een last, voor hem is de geschiedenis ondankbaar. Gebukt gaan onder een last, iets dragen, is ondankbaar werk. Maar degene, die draagt en degene die gedragen wordt, beiden ontvangen uit liefde en om niet. Want de koning verdraagt zijn knecht. Hij draagt zijn koningschap uit liefde voor de Heilige, gezegend is zijn naam. En de knecht krijgt ook zijn loon, want hij draagt zijn heer omwille van zijn God en de koning. Want dit zijn de maten van de hemel: de Verhevene verhoogt de geringe uit liefde en om niet, zowel in de hemel als ook op de aarde. Waar anders dan daar beklaagt zich een gebochelde koning om al wat recht of krom is in zijn ogen? Niet wordt gezien wat recht is in de ogen van de Heilige, gezegend is Hij. Dat zien we niet, we zien alleen maar wat krom is. En Hij, de Eeuwige, Hij draagt en Hij zegent en Hij beloont, waar geen verdienste is. Die last draagt Hij alleen uit liefde en om niet.
Comments (0)