Een scheppingslied

Door dr. K.D Goverts

“En wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dankzegging zullen bren­gen aan Hem, die op de troon gezeten is en tot in alle eeuwigheden leeft, zullen de vier­entwintig oudsten zich nederwerpen voor Hem, die op de troon gezeten is en Hem aanbidden, die tot in alle eeuwigheden leeft, en zij zullen hun kronen voor de troon werpen, zeggende: Gij, on­ze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het gescha­pen” {Opb.4: 9-11}. Letterlijk: “waren zij en werden zij geschapen”. Openbaring 4 begint met de troon en met de re­genboog en ein­digt met een lied. De vierentwintig oudsten, de vertegen­woordigers van heel de ge­schie­­denis, zingen een scheppingslied. Ze zingen het lied over God als Schepper: “Gij hebt alles geschapen”. E­n dan heel sterk: “Om uw wil was het en werd het geschapen”.  Uw ratson op z’n Hebreeuws; om uw wil, uw welbehagen. Om Uw ratson; dat is het welbehagen van de Allerhoogste en vanwe­ge het welbeha­gen van God, ‘waren zij en werden zij geschapen’. In het Grieks: thelèma.

Die oudsten zingen aan het eind van Openbaring 4 een scheppings­lied. Dat is weer een stuk liturgie, de liturgie in de hemel. Een fun­da­menteel punt is de reden van hun zingen; zingen is niet zomaar iets, dat is geen tijdverdrijf. Zingen doe je niet om de tijd te verdrij­ven, maar om wat an­ders te verdrij­ven. Zingen doe je om de vijand te verdrijven. Het is geen tijdverdrijf, maar het is vijandverdrijf. Zo is dat in het boek Openbaring ook telkens het geval. Als de één niet meer zin­gen kan, dan neemt de ander het over. Soms kan de aarde niet meer zingen en dan zingt de hemel. Dan zingen daar die vier­en­twin­tig oud­­­sten en de cherubs. En soms zingt de hemel voor en soms zingt de aar­de voor. Maar in elk geval is dat lied een strijdlied. Ze zingen dan dat scheppingslied aan het einde van Openbaring 4. Je moet zingen over de schepping als die bedreigd wordt. Als de chaos dreigt, dan wordt het tijd om te zingen, dat God nog altijd de Schep­per is. Datzelfde zie je ook vanaf Jesaja 40. Daar, in de tweede helft van Je­sa­ja, wordt er ook telkens gezegd: God is de Schepper. Dat wordt gezongen, omdat ze in de ballingschap zitten. Ze zin­gen dat, om­­dat daar de puinhopen zijn en de afbraak en de drei­ging. Daar wordt dan tegenin beleden, dat God de Schepper is. Dat­zelfde zie je ook vaak met geloofsbelijdenissen, die meestal ook ont­staan zijn vanuit een strijd­situatie, vanuit een aange­vallen wor­den en een aan­­gevochten zijn. En van daaruit – en dat zie je ook vaak bij de Psalmen – ontstaat er een lied; een lied wordt geboren. Een lied wordt vaak verwekt. Je zou haast zeg­gen: dan zing je te­gen beter weten in; en toch… Een lied heeft vaak iets van ‘en toch’.         

En zo zingen ze hier aan het eind van Open­ba­ring 4 het schep­pings­lied. Ze belijden: en toch is de aarde een schepping van God. God heeft een ver­bond met de aarde. En dat is ook het fundament van je denken over de toe­komst, want als God een verbond heeft met de aar­de, dan kijk je toch an­ders tegen de schepping aan dan wanneer je het idee hebt van: Die aarde kan ook wel tenonder gaan. Nee! Want God is er ook nog.

Want deze God, Hij is intens verknocht aan zijn schepping.

 

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *