Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil…..

Door dr. K.D Goverts

Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil” { Rom. 9 vers 18 }. En natuurlijk komt er dan een vraag op. Een vraag die niet tegen te houden is. Een vraag die Paulus daarom zelf opwerpt.
Vers 19: “gij zult nu tot mij zeggen: wat heeft Hij dan nog aan te merken?” Wat heeft God op farao aan te merken als deze niets anders doet dan Gods plan uitvoeren? Die vraag is niet te stuiten, die dringt zich gewoon aan je op wanneer je aandachtig luistert en het betoog van de apostel Paulus volgt. Wat heeft God dan nog aan te merken? Want wie weerstaat zijn wil?
Het gaat niet om farao, of farao wilde of dat farao rende. De farao diende hoe dan ook Gods doel terwijl hij inderdaad zich zo verschrikkelijk verzette tegen Gods wil. Dat is wat Paulus hier zegt.
Het vervolg van vers 19 zegt: “want wie wederstaat zijn wil?” Dit staat in de grondtekst als voltooid. Dus: want wie heeft zijn wil weerstaan? Het gaat hier namelijk specifiek over Esau en over farao. Heeft Esau Gods wil weerstaan? Of farao? Kijk, nu wordt het moeilijk. Want je zou kunnen zeggen: ja. Esau weerstond Gods wil zowel in het boek Genesis als in de latere geschiedenis. En bij farao is het helemaal onmiskenbaar. God zei bij monde van Mozes: “laat mijn volk gaan”, en farao zei bij herhaling: nee. Iedere keer weer opnieuw. Dus weerstond farao Gods wil? Ja.
Maar de vraag is hier retorisch en het antwoord op deze vraag zou moeten zijn: nee, niemand heeft Gods wil weerstaan. Hoe zit dat nu? Nu moet ik iets héél belangrijks zeggen, namelijk dat het woordje “wil” hier niet behoort te staan. Het woord in het Grieks voor “wil” is namelijk een heel ander woord. Het gaat erom dat er hier een woord staat dat normaal gesproken vertaald wordt met: raad of bedoeling. Dat is het woord wat hier gebruikt wordt.
In Efeze 1 vers 11 woorden beide woorden gebruikt: “God werkt in alles (ta panta) werkt naar de raad van zijn wil.” Dat zijn twee verschillende woorden. Dat is absoluut niet hetzelfde.
En de vraag hier is dus – en nu zeg ik het zuiver zoals Paulus het naar voren gebracht heeft – “wat heeft Hij dan nog aan te merken? Want wie heeft zijn bedoeling weerstaan?” En nu is het antwoord inderdaad: niemand!
Ja, Gods wil wel, want farao weerstond Gods wil, maar Gods bedoeling niet. Want Gods bedoeling was dat Hij zijn kracht zou tonen en zijn naam zou verbreiden over de hele aarde, juist via farao. En farao zei nee tegen Gods wil. Hij weerstond Gods wil, maar diende juist zo Gods bedoeling!
In de theologie kent men een soortgelijk onderscheid. Alleen hanteert men daarvoor de verkeerde termen. Men spreekt over Gods weerstandelijke wil en Gods onweerstandelijke wil. D.w.z. een deel van Gods wil kun je weerstaan en een ander deel van Gods wil kun je niet weerstaan. En dat laatste zal ongetwijfeld onder andere ontleent zijn aan de Romeinen 9. Maar als we gewoon de bijbelse woordenschat gebruiken, dan zeggen we: Gods wil is inderdaad te weerstaan. Een mens doet niet anders. Maar als je de vraag stelt: wie heeft zijn bedoeling weerstaan, dan is het antwoord: helemaal niets en niemand. Zelfs een goddeloze als farao, die zich zo uitdrukkelijk verzet tegen Gods wil, dient slechts Gods bedoeling. Die farao was een weerzinwekkend figuur, maar – en dat is zo machtig – toch diende hij Gods doel.

In Spreuken 16 vers 4 staat ook zoiets wonderlijks: “De HERE heeft ALLES gemaakt voor zijn doel, ja, zelfs de goddeloze voor de dag des kwaads”. Leest u het goed? Zelfs de goddeloze is gemaakt voor zijn doel, namelijk voor de dag des kwaads. Let erop in welke volgorde het staat. Niet de dag des kwaads is gemaakt voor de goddeloze, nee de goddeloze is gemaakt voor de dag des kwaads. Zo staat het er. Dat verzin ik niet.

God is GOD. Alles verloopt naar de bedoeling van zijn wil. Je moet het wel goed zeggen. Niet alles wat gebeurt is de bedoeling. Ik zou dat niet zo durven zeggen. Zo staat het ook niet in Efeze 1. Daar staat dat Hij in alles werkt “naar de bedoeling van zijn wil”. In het Grieks staat er ‘kata’, d.w.z. ‘in overeenstemming met’: naar de bedoeling van zijn wil. Alles heeft een bedoeling en dat is wat anders dan dat alles de bedoeling is. Laat ik u een voorbeeld geven: de dood is niet Gods bedoeling. Maar dat de dood er is, is wel naar zijn bedoeling. D.w.z. in overeenstemming met zijn bedoeling, namelijk om het leven te laten triomferen. Om te triomferen heb je een tegenstander, een donkere achtergrond nodig. En dat is in wezen het hele bijbelse relaas. Het leven kan slechts triomferen tegen de achtergrond van de dood. Dus de dood is niet Gods bedoeling, maar is wel naar zijn bedoeling. Niet alles wat er gebeurt is de bedoeling, ziekte is niet Gods bedoeling, de dood is niet Gods bedoeling, de zonde is niet zijn bedoeling niet, maar het feit dat het er is, is in overeenstemming met zijn bedoeling. Hij geeft het een plaats. Als je dat eenmaal gaat zien en gaat geloven en gaat verstaan, dan krijg je zo’n machtig besef van dat God werkelijk GOD is en dat er ook werkelijk niets mis gaat.
Niemand heeft ooit Gods bedoeling weerstaan. Zelfs een farao, die zulke verschrikkelijke dingen deed, zo afschuwelijk inging tegen Gods wil, past in het machtige plan van God. Niemand weerstaat zijn bedoeling. Waarmee maar gezegd wil zijn: zelfs degene die Gods wil weerstaat, dient slechts zijn bedoeling. Dat is zo machtig. Zelfs de grootste tegenstander van God, ook satan, die dient slechts Gods doel. Heb je dan een God of niet? Zoals een bekende van mij pleegt te zeggen: er kan van alles fout gaan maar er gaat niets mis. En zo is het: er gaat werkelijk niets mis, want we hebben een God die alles in zijn hand heeft en die in alles werkt naar de bedoeling van zijn wil. Romeinen 9 is geschreven vanuit Gods gezichtspunt. Voor ons rijmt het pas aan het eind. Wij zijn zo slecht in staat de dingen vanuit het nu te beoordelen. Of iets goed is of kwaad. We overzien namelijk het geheel niet. Je kunt iets pas beoordelen, iets werkelijk taxeren wanneer je alle factoren erin betrekt. God overziet alles. Hij heeft het grote einddoel op het oog. Hij verkondigt van de beginne reeds de afloop, lezen we in Jesaja. En alles wat er gebeurt dient slechts dat doel.

Dat wordt ook zichtbaar in Israël. Paulus laat in Romeinen 9, 10 en 11 zien: Israël is inderdaad verhard, ze zijn vijanden van het evangelie. Maar dan zegt hij er bij: “om uwentwil” (Romeinen 11 vers 28). Op zich lijkt Israëls ongeloof fout. Maar het wordt anders wanneer we het bezien in relatie tot … En zo is dat met alles. Iets is niet goed op zichzelf, iets is niet kwaad op zichzelf; het is goed ten opzichte van. En iets is kwaad ten opzichte van. Voor Degene die alles in zijn hand heeft, en alles laat werken naar de raad van zijn wil, voor Hem gaat er NIETS mis!

U kent ongetwijfeld de geschiedenis van Jozef, die verkocht werd door zijn broeders. Wat een misdaad! Wat een afschuwelijk leed. Ja, maar dan moet u Jozefs commentaar aan het eind van de geschiedenis eens lezen (Genesis 45:7,8). Hij zegt dan dat het niet zijn broeders waren die hem naar Egypte hadden gebracht maar dat het God Zelf was die dat had gedaan! Om zijn broeders in leven te houden! Dat is nou uitverkiezing of voorbestemming. En dan zie je ook Gods hart er achter. Want dat verharden, dat is niet met het verschrikkelijke idee dat God zomaar eens een keertje in een woedeuitval iemand gaat verharden of iemand het licht in de ogen ontneemt. Zo is dat niet. Als God verhardt, dan is dat slechts opdat Hij Zich zou ontfermen. Of om met de Romeinen 11 vers 32 te spreken: “want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen“. Ook, nee juist over verharde mensen. Want je moet altijd een groot verschil maken tussen Gods weg en Gods doel. Het proces en de bestemming. In Gods wegen hier op aarde, bijvoorbeeld bij farao of Israël is er verharding. Maar die verharding van Israël is slechts een tijdelijke aangelegenheid. Als je het op zichzelf bekijkt, is het kwaad, afschuwelijk. Maar als je het ziet in relatie tot wat God ermee uitwerkt en in relatie tot de uiteindelijke afloop, dan val je net als Paulus op je knieën en zeg je mét hem wat in Romeinen 11 vers 33 staat: “o diepte van rijkdom, van wijsheid”. Dan wordt inderdaad zichtbaar: God is GOD!
Het is eigenlijk hetzelfde wat je ook ziet in het boek Job waar ook getobd wordt over het probleem van het kwaad. Maar wie zijn wij? Zolang wij niet weten hoe God de zon laat opgaan en hoe Hij de sterrenhemel dirigeert en hoe Hij een hart tachtig of negentig jaar kan laten kloppen of ons brein kan laten functioneren of een bloem kan laten opengaan, zolang wij daar zo goed als niets van afweten, zolang zijn wij ongeschikt om te beoordelen of God wat doet wel goed is. Wat verbeelden we ons wel? Dat zijn ook de vragen die Gods stelt aan Job. Het gaat niet om de vragen die Job en zijn vrienden aan God stellen. Welnee, God zegt: nu zal ik jou ook eens een paar vragen voorleggen. Heb je vragen? Dan heb Ik er ook een paar. En Hij zei: waar was je toen Ik het een zevengesternte maakte. Waar was je toen Ik de fundamenten van de aarde legde? En dan gaat Hij spreken over de dinosaurussen, of wat het dan ook geweest mogen zijn. En hoe God die hele schepping gemaakt heeft. Hij zegt: begrijp je er iets van? En dan lezen we dat Job zijn hand op zijn mond legt en zegt: nee, dat weet ik niet. Dus wie zijn wij om God te beoordelen? Dacht u nu werkelijk dat er bij Hem ook maar iets mis kán gaan? God is GOD. Als je dat eenmaal weet en accepteert dan krijg je ook werkelijk rust en vrede. Want je weet dan dat er een God is die met alles een bedoeling heeft. Ook met de goddelozen. En dan hoef je ook niet meer zo te rennen. Ik vind prachtig om van het Evangelie te vertellen, want het is de blijde boodschap van een God die van deze wereld houdt en van een God die werkelijk GOD is en die alles in zijn hand heeft en die door zijn Zoon de hele wereld gaat zegenen et cetera et cetera. Dat is werkelijk een enorme blijde berichtgeving en machtig om te vertellen, maar ik hoef niet meer zo hard te rennen om dat te gaan vertellen omdat anders mensen voor eeuwig verloren zouden gaan. Dus vanuit dat concept. Waarom zou ik? Ik weet van een God die Zich ontfermt. Ik vertel het tegen iedereen die het maar horen wil, maar ik hoef daar niet geforceerd over te doen, want het hangt niet van mij af. God gaat toch wel zijn weg. Het hangt helemaal niet van ons af, of wij nu willen of rennen, maar van de ontfermende God.

Dát is de Bijbelse waarheid.

 

 

 

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *