Scheppen

Door Joop Neven

Nadat de Bijbel begint met het prachtige woord “beresjit”, “in den beginne”, komt gelijk het tweede woord in zijn volle betekenis naar voren, namelijk het woord “bara” { ברא }, dat we vertalen met “scheppen”. Schrijven we het nu niet in letters maar in cijfers: 2-200-1, dan zien we dat hierin ook verteld wordt wat “scheppen”eigenlijk is. Het wil zeggen: er is al een 2, die 2 wordt 200 en hij eindigt in de 1. Dat is scheppen. Scheppen is dus iets dat niet meer te maken heeft met het allereerste begin. Als de schepping komt, is het allereerste begin al voorbij. Dat was immers de “alef”, de 1. Als je dat ervoor gaat zetten staat er 1-2-200-1. Het is bekend dat 1-2, alef-beth = “vader”, en “ben”, 2-50 = “zoon”. De zoon begint dus pas bij de 2 en eindigt bij de “noen”, de 50, 7 x 7 + 1. Samen vormen ze het woord “ewen”, dat betekent “steen”. “Vader” is dus 1-2 en “zoon” begint met 2 en “schepping” begint, zoals het ook wordt uitgedrukt in de overlevering, in de fase van de zoon. Met de schepping begint er dus een tweede fase, waarin iets aan het vormworden is, aan het “tijd – ruimte worden” is. En nu wordt de weg van de schepping, van de 2 als begin, uitgedrukt in de 200, zijn uiterste fase, de uiterste veelheid en daarna als hij deze uiterste veelheid is geweest, keert hij terug tot de 1, die hier verborgen is vóór het begin. De weg van de schepping noemt men daarom dan altijd 1-2-1: van de 1 naar de 2 en weer komende naar de 1. Zo is de hele zin van de schepping al in dit ene woord 2-200-1 vervat, nl. het komt uit een oorsprong, wordt 2, tegenspraak en veelheid, maar keert terug tot de oorsprong. Dit is het geheim in de vertaling. Als we zeggen “scheppen” zeggen we al terugkomen tot de 1.

Zo zien we dat God in de eerste Bijbelboek, in de eerste woorden,  eigenlijk al Zijn hele Plan heeft neergelegd. De Bijbel is het verhaal van God, de Vader, en in dat verhaal van de Vader mag een ieder thuiskomen. Als God gaat scheppen, dan schept Hij ruimte, dan komt er ruimte om te leven. Ik moet denken aan Psalm 66 vers 4 : “De ganse aarde aanbidde U, en psalmzinge U, zij psalmzinge uw naam”. Hij is het die nooit laat varen de werken Zijner handen.

 

 

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *