Van uw zwaard zult gij leven

Door dr. K.D Goverts

Maar van uw zwaard zult gij leven en uw broeder zult gij dienen” (G­en.27:40}. Dit ene zinnetje typeert de hele wereldgeschiedenis. Zo zijn de vol­keren tot op de dag van vandaag. Daarmee heeft Isaak als het ware de wereld­geschiedenis in gang ge­zet. De volkeren zijn op hun zwaard gaan leven. Zijn broeder zal hij dienen, maar hij kan er ook nog van af, want er staat: “En het zal geschieden, wanneer gij u krachtig inspant, dat gij zijn juk van uw hals zult afrukken” {Gen.27:40}. De volkeren hebben altijd geprobeerd het juk af te rukken. Ze willen zo­genaamd vrij zijn. Denk maar aan Psalm 2. “Laat ons hun banden verscheuren…. en hun touwen van ons werpen” {Ps.2:3}. De volkeren woeden en spannen samen tegen het volk van God. D­aar kun je heel de geschiedenis in terug vinden. Van Israël en de vol­­ke­ren in het groot en in het klein. Dan, heel typerend: Esau wil zich gaan troosten, door zijn broeder Jakob te doden. Hij zoekt zijn troost in het doden van zijn broeder. Psychologisch is dat te verkla­ren, Esau zoekt geen wraak, hij zoekt ten diepste troost. Veel mensen hebben vanbin­nen pijn en ze zoeken hun troost in de pijn van de an­der. Als iemand vanbinnen helemaal kapot is, gaat hij dat afreageren op een ander. Zijn enige vreugde is dan, dat een ander het ook be­roerd heeft. Dat hij de pijn, die hij voelt, kan projecteren op die an­der. Veel vandalisme en der­ge­lijke is daaruit ook te ver­klaren. Men wil iets kapot maken, omdat er vanbinnen ook iets kapot gemaakt is.

In hoofdstuk 33 komt de oplossing. Jakob is 20 jaar in ballingschap en Esau moet 20 jaar wachten. Dat beeld zie je steeds weer terug: het volk van God gaat in balling­schap en de vol­keren moeten wachten. De volkeren wachten, ze kúnnen ook niet an­ders. Ze kunnen ook alleen sàmen thuiskomen. Dan komt Jakob terug. In die nacht worstelt hij met een man. In Genesis gaat het steeds over ‘een man en zijn broeder‘. Daar moet je hier meteen aan denken. Die man is God. God neemt hier de plaats in van Esau. Want als Esau met Jakob zou gaan worstelen, dan ging hij er aan. God gaat de plaats inne­men van de verworpen broeder. Zó barmhartig is God nu. Als Ik met je worstel, dan kom je er nog levend af. God neemt de plaats in van de ver­worpen broeder, want God heeft de tranen van Esau gezien. God zegt: Ik zal gaan staan in de plaats van de broeder, die bedrogen is. En Ik zal een Broeder voor hem worden.

En zelf ging hij voor hen uit en boog zich zevenmaal ter aarde, totdat hij bij zijn broeder gekomen was” {Gen.33:3}.  In de moederschoot waren ze samen en nu komen ze weer samen. Dan snelt Esau Jakob tegemoet en begroet hem uiterst hartelijk. “En zij weenden”{Gen.33:4}. Dit is een van de meest diepgaande zinnen van het boek Genesis. Esau huilt niet meer alleen. De tranen van Esau zijn de tranen van Jakob ge­wor­den. Er is er maar één die de tranen van Esau kan drogen en dat is Jakob. Dan zegt Jakob ook: “Omdat ik uw aangezicht gezien heb zoals men het aangezicht Gods ziet” {Gen.33:10}.  Daarom noemde hij die plaats Sukkot” {Gen.33:17} Die naam betekent: Loofhutten.

Israël had drie grote feesten: Pasen, Pinksteren en Loofhutten. Van Pa­sen en Pinksteren weten we het een en ander, maar van Loof­hutten we­ten we nog niet zo veel. Toch wordt dat derde grote feest in Genesis al aangeduid. Jakob komt in Sukkot, in loofhutten, als hij verzoend is met zijn broeder. In het verhaal van Jakob en Esau kun je heel de eindtijd terugvin­den. De eindtijd kun je alleen kennen, als je die eindtijd door­leeft. Ik denk, dat niemand de gebeurtenissen van de eindtijd op een rij­tje heeft. En dat zal ook niet gebeuren. God geeft geen dingen op een rijtje. Want kennen is in de Bijbel voelen. Als ik iets werkelijk ken, is dat alleen, als ik het ook gevoeld heb. Hier zien we dat ook: Jakob gaat doorvoelen, wat Esau door­maakt. En dan komt Sukkot, het Loofhuttenfeest. Dat Loofhutten­feest kun je pas gaan vieren, als je je broeder gevonden hebt. Het Loofhuttenfeest wordt in de zevende maand ingeleid door de Gro­te Verzoendag. Jakob kon pas in Sukkot komen, nadat hij eerst de Grote Verzoendag had gehad. Dat is de heilsorde van God. Daar zit het hele plan van God in. De verzoening van Israël met de vol­keren. De verzoe­ning tussen de Gemeente en de natiën. Tussen men­sen on­der elkaar. In Genesis 33 is Jakob weer terug bij zijn oor­spron­kelijke naam, daar is Ja­kob weer een vasthouder. Alleen als Jakob zijn ar­men om hem heen­slaat, kan Esau thuiskomen. Thuiskomen van de jacht. Zo kan Jakob thuis­komen. Want niemand kan thuiskomen zon­der zijn broeder. En dat is het werk van God.

God zegt niet: doe eens wat voor Mij. Niet: dat deed Ik voor u, wat doet gij voor Mij. Een mens moet Gods werk doen van verzoening en ontfer­ming. En God zegt: doe je mee in Mìjn werk?

 

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *