Een schepsel is een tegenover van God
Door dr. K.D Goverts
Toen God ging scheppen beperkte Hij als het ware zijn machtsgebied. In feite deed God een stap terug. Want eerst was God alles en er was niets buiten Hem. Hij neemt wat minder plek in en daardoor komt er ruimte voor iemand tegenover Hem. Een schepsel is een tegenover van God. Dat is een fundamenteel punt van het bijbelse scheppings-denken. Je hebt allerlei theorieën, onder andere het pantheïsme, die zeggen: de schepping vloeit uit God voort, maar dat is niet bijbels.
De schepping is niet een soort uitvloeisel of aanhangsel van God. Het schepsel is iets buiten God. Het is Gods partner. Het is juist de ellende van al die oosterse religies, dat je nooit partner kunt zijn. Je bent daar een druppel in de oceaan. Nou, dan ben je nergens meer. Dan word je ziel opgelost; dan kun je de tent wel sluiten. Zo was er een lied waarin stond: “Totdat mijn ziel is opgelost in Jezus”. Maar dat is niet bijbels. Je bent niet opgelost; dat is niet de oplossing. Je moet niet opgelost worden; God bedoelt juist, dat je er bènt. Je mag er zijn!! Als je opgelost bent, heeft God nog niets. Het is juist de bedoeling, dat de mens een persoonlijkheid wordt. Je ziet in de boeken van het zogenaamde O.T. duidelijk, dat de mens best het een en ander durft te zeggen. En God durft ook heel wat tegen de mens te zeggen.
Comments (0)