De restauratie van de tempel
Door dr. K.D Goverts
In 2 Kronieken 34 wordt een bijzondere gebeurtenis verteld. Josia wordt op achtjarige leeftijd koning en hij besluit op een gegeven moment om het huis van God te gaan herstellen. De tempel wordt gerestaureerd; ‘om de tempel te vermaken en te verbeteren’, zegt de Statenvertaling. Er wordt hard gewerkt door allerlei arbeiders en dat is ook heel wezenlijk, want de tempel is het ‘Huis des Heren’. Maar de tempel staat model voor de hele schepping. Als de tempel hersteld wordt, heeft dat te maken met het herstel van het heelal, het herstel van de hele kosmos. Wat God in het klein laat gebeuren, is dan ook in het groot aan de orde. Die tempel is model, maquette, blauwdruk van het geheel.
We zien bij de tabernakel en later bij de tempel, dat daar ook veel symbolieken in zitten, die te maken hebben met dat grote geheel. Het herstel van de tempel is niet zomaar een onderneming in de trant van: nu staat er weer een prachtig bouwwerk en dat is toch mooi om naar te kijken! Die tempel heeft te maken met het hele herstelplan in de geestelijke wereld. “Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde eenendertig jaar te Jeruzalem”. {2 Kron.34:1}.
Acht is het getal van de nieuwe schepping.
“In het achttiende jaar zijner regering, toen hij bezig was het land en de tempel te reinigen, zond hij Safan, de zoon van Asaljahu, en de stadsoverste Maäseja en de kanselier Joach, de zoon van Joachaz, om het huis van de HERE, zijn God, te herstellen (om te versterken het huis van de Eeuwige, zijn God) {2 Kron.34:8}.
Achttien (chai) is het getal van het leven. Josia gaat dus in het 18e jaar van zijn regering het land en de tempel reinigen. Deze jonge koning heeft in zijn hart besloten om het oude af te breken en om de oorspronkelijke tempel weer in ere te herstellen. In de volgende verzen staat dat er een inzameling wordt gehouden om de werkzaamheden te kunnen realiseren. In een offerkist, een soort schatkist, wordt al het benodigde geld gedeponeerd. Dat wordt ter hand gesteld aan degenen die daar aan het werk gaan. Dan wordt in vers 14 verteld dat er iets bijzonders gebeurt.
De Torah wordt teruggevonden
“Toen zij het geld dat in het huis des HEREN gebracht was, te voorschijn haalden, vond de priester Chilkia het boek van de wet des HEREN, gegeven door Mozes”(door de hand van Mozes){2 Kron.34:14}.
Het boek der wet wordt teruggevonden en dat is een heel ontroerend moment. Het boek van de Torah, dat er in feite al eeuwenlang was, zijn ze blijkbaar helemaal vergeten. Het is het ‘vergeten boek’, het is het ‘verborgen boek’. Vergeten en verborgen, dat zijn twee heel wezenlijke punten, maar tegelijk is dat het boek waarin Gods plan, Gods bestek, zijn blauwdruk ligt verzegeld. In 2 Kronieken 34 wordt de offerkist opengedaan om het geld daarin te deponeren. Dan blijkt die schatkist nog een heel andere schat te bevatten, namelijk de Woorden van de Eeuwige. Dat boek ligt daar te wachten. Dat is als een prachtige symboliek te zetten boven ons verhaal, want dit is heel belangrijk, heel wezenlijk. Het boek van de Torah, dat Woord, die blauwdruk, dat originele bestek van God, kan heel lang onder het stof verdwenen zijn en daardoor verborgen blijven, maar toch komt het weer te voorschijn. Iedereen is het dan vergeten en er wordt niet meer aan gedacht. Het boek van de Torah is echter bewaard in de tempel, in het Godshuis. Op een goede dag, op een gezegende dag, komt het weer te voorschijn. Het plan van God gaat nooit verloren, maar wacht totdat het weer gevonden wordt.
Dit wordt vermeld in 2 Kronieken 34, waarbij we moeten bedenken dat Kronieken het laatste boek is van de Hebreeuwse canon. Het is niet toevallig, dat deze gebeurtenis plaatsvindt, juist aan het eind van de Joodse canon. Het boek Kronieken heet in de oorspronkelijke canon: dibree hajamim, de woorden van de dagen. ‘Dibree hajamim’ betekent ook de geschiedenis. ‘De woorden van de dagen’ heeft toch ook een diepe betekenis. De dagen zijn van God en die Woorden zijn ook van Hem. Hij heeft zíjn dagen en in die dagen gaat Hij zijn Woorden spreken en laat Hij ze in vervulling gaan. Dat is de finale, dat is het laatste wat gezegd moet worden. Je kunt op allerlei manieren naar de wereldhistorie kijken, maar het gaat er uiteindelijk om dat achter dat hele wereldgebeuren God er is. Hij schrijft zijn woorden en Hij maakt zijn dagen. ‘De woorden van de dagen’, dat is die àndere geschiedenis, dat is dat àndere verhaal. Dat is het verhaal dat wellicht niet in de krant komt. Dat is zijn verhaal, his story. Daarom moet je dat woord history eigenlijk met een dubbele s schrijven, want het is ‘his story’, het is zíjn verhaal, het zijn zíjn debarim, zíjn woorden. Zoals William Cowper zo mooi zegt: God gaat zijn ongekende gang (God moves in a mysterious way).
Dat boek kan misschien wel generaties lang daar ergens in een kist liggen en ten dode opgeschreven lijken. Het boek dat ergens in een offerkist is verdwenen. Dat boek dat daar misschien wel helemaal onder het stof verborgen ligt, vergeten en kwijtgeraakt. In dit verhaal wordt de tragiek daarvan ook voelbaar. Mensen lopen ontelbare malen de tempel in en uit en niemand heeft er ooit aan gedacht dat daar nog een bóek kon liggen! Kronieken is het laatste boek van de hele canon en 2 Kronieken 34 staat bijna aan het eind van dat laatste boek. Daarna volgen alleen nog de hoofdstukken 35 en 36 en dan gaat het volk in ballingschap. In 2 Kronieken 36 wordt beschreven, dat het volk naar Babel wordt weggevoerd.
Koning Josia is een van de laatste koningen voordat de ballingschap begint. Hij regeerde zo ongeveer van het jaar 638 tot 608. Zijn regering eindigt in het jaar 608 en in 592 begint reeds de ballingschap. Tijdens de regering van koning Josia zie je de schaduwen van de ballingschap zich al aftekenen. De ballingschap werpt haar donkere tinten al vooruit. Vlak voordat de ballingschap begint, wordt het boek gevonden. Dat is nu iets van die Goddelijke raad, dat is die hemelse orde, dat is een besturing van hogerhand. De ballingschap staat al voor de deur en de mensen worden gedeporteerd. Maar voordat dit zich zal gaan voltrekken, wordt het boek gevonden.
Met de Torah aan de rivieren van Babylon
De priester Chilkia vond het boek van de wet des Heren (2 Kronieken 34:14) en dat ‘vinden’ is ook typisch een priesterlijke zaak. Priesters vinden het boek, want zij hebben iets begrepen van het hart van God. Priesters zijn ook in de tempel aanwezig, want dat is ook hun terrein. Het gaat tenslotte om dat Huis. In het Hebreeuws is de naam van die priester: Chilkijahu (mijn deel is de Here). Die priester loopt daar rond met zijn naam als een getuigenis. Het zijn inderdaad de laatste dagen, voordat de ballingschap begint en je kunt bijna gaan aftellen. Die priester heeft niet beseft, dat na hem alleen nog maar Kronieken 35 zou volgen, want in hoofdstuk 36 gaat het doek vallen. De tempel is nèt opgeknapt en wordt dan vervolgens door Nebukadnessar verwoest. Je zou je haast wat cynisch kunnen afvragen, wat nu het nut is van zo’n tempelopbouw. Waar doe je het voor? Je hebt net goed en wel die tempel helemaal in ere hersteld en vervolgens wordt de hele zaak verwoest. En toch…. niet tevergeefs! Net op tijd is het boek gevonden! Ze hebben in ieder geval een boek om de ballingschap mee in te gaan en ze vertrekken niet met lege handen naar Babel. Ze moeten het land verlaten en de tempel in vreemde handen achterlaten. Er zijn ook geen priesters meer, om het met de woorden van P.A. de Génestet te zeggen:
Er is geen priester die Hem verklaart,
in raadselen wandelt de mens op aard’.
Dat konden die ballingen wel zingen. En toch…. nooit wacht iemand tevergeefs op Hem. Ze nemen het boek van de Torah mee en met dat boek komen ze bij de rivieren van Babylon. Dat boek is gevonden en nog net op tijd wordt het voorgelezen.
“Ook deelde de schrijver Safan de koning mede: De priester Chilkia heeft mij een boek gegeven. En Safan las de koning daaruit voor. Zodra de koning de woorden der wet hoorde, scheurde hij zijn klederen {2 Kron.34:18,19}. Zo is er nog een koning die zijn klederen scheurt. De koning beseft waar het in dat boek om gaat. Het raakt zijn hart. Als we op die manier lezen wat daar bijna aan het eind van Kronieken is opgetekend, dan is dat toch heel kostbaar. ‘De priester vond het boek’, die ene kleine tekst daar in vers 8 vertelt ons toch heel wat over de raad des Heren. Daar ontdek je dat achter alle dingen iets is van die Goddelijke orde. Dat is zijn raad, zijn plan, zijn ‘project’.
Comments (0)