Het bitter en zoet van de schepping

Door Herbert van Erkelens

Terwijl de Leidse judaïst Sjef Laenen druk bezig is met de rehabilitatie van Friedrich Weinreb als uitlegger van de joodse mystiek, verschijnt Het boek Jona, gebaseerd op een cursus die Weinreb in 1968 en 1969 gaf. Wars van alle moderne interpretaties schetst Weinreb een meeslepend en diepzinnig portret van de profeet Jona vanuit de oudste bronnen van de joodse overlevering.

Volgens de Hebreeuwse bijbel is Jona een profeet die van God de opdracht krijgt om de stad Niniveh te waarschuwen. Jona probeert deze opdracht te ontlopen. Hij gaat in omgekeerde richting en monstert aan op een schip dat naar de plaats Tharshish vertrekt. Onderweg wordt hij opgeslokt door een grote vis die hem na drie dagen in de richting van Niniveh spuugt. Daar verkondigt hij zijn onheilsboodschap. Maar het volk van Niniveh bekeert zich en God ziet ervan af om de stad van de aardbodem te vegen.
In feite gaat het maar om vier kleine hoofdstukken. Ze zijn echter geschreven in het Hebreeuws en dat betekent dat ieder woord een diepere betekenis heeft die samenhangt met het geheel van de joodse traditie. Daarbij komt dat ieder letterteken in het Hebreeuwse alfabet een getalswaarde heeft, waardoor ieder woord ook nog eens een volle, een uiterlijke en een verborgen getalswaarde heeft. Dit getalsaspect wordt door Weinreb uitvoerig uitgelegd, waardoor Het boek Jona tegelijkertijd een inleiding vormt tot de relatie van woord en getal in het bijbelse Hebreeuws. Deze taal wordt door Weinreb als de oertaal van vóór de Babylonische spraakverwarring beschouwd.
Wie deze orthodox-joodse visie van Weinreb niet deelt, kan nog steeds enorm veel van zijn bespreking van het boek Jona opsteken. Het verhaal zelf wordt in de synagoge op Jom Kippoer, op de grote verzoendag, gelezen. Op deze tiende dag na het Israëlische Nieuwjaar staat de mens voor een overgang, hij voelt zich als de inwoners van de stad Niniveh aan wie het einde is verkondigd. Maar Niniveh blijft bestaan, het leven gaat door. Er is een nieuw jaar aangebroken.

De joodse overlevering onderscheidt twee Messias-figuren. Naast de zoon van David bestaat de zoon van Jozef. Jona belichaamt deze tweede Messias, de Messias in het gebied van het lichamelijke. De stam van Jozef, de dromenduider uit Genesis, is te midden van de twaalf stammen van Israël de stam van het lichamelijke. De naam Jona betekent ‘duif’.  Wanneer Noach in zijn ark op de wateren van de zondvloed drijft, zendt hij eerst een raaf, later een duif uit. Van haar tweede tocht komt de duif terug met een olijftak. De olijf is de vrucht die bij de zesde scheppingsdag, de vrijdag, hoort. Op deze cruciale dag vindt de schepping van de mens plaats, maar ook de zondeval en de kruisiging van Jezus. Uit de olijf wordt de olie geperst die op de achtste dag, de dag van de verlossing zal branden.
Wanneer de duif terugkeert met het bittere olijfblad, zegt zij volgens de overlevering: ‘Het bitter dat van jou komt, neem ik omdat het van jou komt, net zo als het zoete.’ De duif spreekt hier tot God en verkondigt dat onze wereld, de wereld van de zevende dag, zowel bitter als zoet zal zijn. Beide komen van God. Ook in het bittere is de zin van de schepping uitgedrukt. Wie pijn, onrecht en leed uit zijn belevingswereld buitensluit, verminkt volgens Weinreb de zin van de schepping.
Maar de profeet Jona slaat in eerste instantie op de vlucht voor dit inzicht. Hij scheept zich in naar Tharshish en hij begeeft zich naar het binnenste van het schip om daar in slaap te vallen. Hij is de Messias die zich sluimerend in het onbewuste van de mens ophoudt. Ieder mens is aanvankelijk op weg naar Tharshish en onwetend van zijn ware bestemming. Maar dan steekt er een storm op en de bemanning van het schip gaat op zoek naar de slapende profeet. Wanneer deze aan dek verschijnt, zegt hij: ‘Ik ben een Iwri, een Hebreeër.’ Het Hebreeuwse volk stelt in de bijbel het volk voor dat, in tegenstelling tot de zeventig volken met hun zeventig talen, de verbinding met God niet verloren heeft. Met het antwoord van Jona is alles duidelijk. Wat doet Jona op dat schip op weg naar Tharshish? Als Hebreeër hoort hij de weg te gaan die God hem gewezen heeft, de weg naar Niniveh.

Om de storm tot bedaren te brengen moet de bemanning Jona in het kolkende water werpen. Deze handeling is schitterend verbeeld in de reeks litho’s van tekenaar en dichter Uriël Birnbaum die Het boek Jona illustreren. Birnbaum behoorde volgens Weinreb tot die kunstenaars die tijdens hun leven niet begrepen werden: ‘Toch hoopte hij, tot aan zijn einde toe, hoopte hij met de gehele intensiteit waartoe een mens als hij in staat was, dat hij het mocht beleven, hoe de wereld zijn werken zou lezen en verstaan, dat zij tot het inzicht zou komen en haar dwaze weg zou laten varen. Hij heeft, net als Mozes, in dit leven het beloofde land niet betreden.’
Weinreb is iemand die de dwaasheid van deze wereld scherp heeft geobserveerd. Het kwade, in het Hebreeuws ‘ra’, maakt deel uit van de schepping. Hij noemt het een vreselijk geheim: ‘Waarom, waartoe moet dat andere er toch zijn, waartoe is het geschapen? Men is er niet vanaf met het blote vaststellen dat het nu eenmaal zo is, dat men nu eenmaal dat moet dragen en het beste ervan moet zien te maken.’ Zonder de neiging naar het kwade kan de wereld niet bestaan. Het fundament van de materiële wereld bestaat uit de zoete dromen die economie, politiek, psychologie, atoomfysica en geneeskunde ons voorspiegelen. Maar in deze dromen is God afwezig. De Schechinah, de aanwezigheid van God, is in deze wereld in ballingschap.
Weinreb: ‘Hoe meer men zwelgt in de gelukzaligheden der wetenschap, van de vooruitgang, van de techniek, des te meer lijdt de Schechinah in de ballingschap. Zij wacht op het ‘nee’, en ieder nee van welke enkeling ook is haar een vreugde. Want daartoe is de wereld gemaakt, opdat zij terugkome en het grote geluk van de weg terug mede ondergaat. Dit geluk, die vreugde, zij is onovertrefbaar; zij die de weg terug naar huis kennen, weten ervan en zij zegenen de schepping dat zij de mogelijkheid heeft gegeven voor zulk een weg terug.’

Wanneer Jona is opgeslokt door de grote vis, bedaart de zee en komen de mensen op het schip tot inkeer. Als vertegenwoordigers van de zeventig volken besluiten zij de weg van de terugkeer te gaan. Zij wenden de steven: ‘De tijd keert bij hen om. De weg naar Tharshish wordt onderbroken, men keert terug tot zijn oorsprong. En dan is er voor die ‘zeventig’ eveneens de ontmoeting met Niniveh. Zij wekken Niniveh voor Jona. Zij bereiden het voor.’
Wanneer Jona zelf in de grote stad aankomt, is daar al de bereidheid tot de ommekeer: ‘Men weet dat de ‘teshoewah’, de volledige omkering in het leven, ook de omkering van de vast lijkende wetmatigheden meebrengt. Dat er aan het leven toch ook nog iets heel anders verbonden is, iets wat men juist gewoonlijk niet ziet en niet kent.’
In Niniveh uit de terugkeer zich in het vasten van drie dagen en drie nachten. Ook de Jom Kippoer, de verzoendag, is een vastendag en toch een vreugdevol iets. In Niniveh gaat het vasten gepaard met zak en as. Het Hebreeuwse ‘sak’ duidt gewone kleding aan zonder opsmuk. De as is het restant als het aardse door het vuur is verteerd. Alles wordt gereduceerd tot de essentie, in het bijzonder het economische leven. De economie is bedoeld om het leven in stand te houden, niet om allerlei prikkels in ons te bevredigen. Zo meent Weinreb ook dat de seksualiteit bedoeld is om nieuw leven voort te brengen, niet voor het genot. Met de seksuele revolutie uit de jaren zestig had hij weinig op. Hij miste hierin het element van terugkeer. Iedere ontmoeting, ook die in het zakenleven, zou erop gericht moeten zijn dat zij tot nieuw leven leidt. Op school komen leraren en kinderen samen om het spel der maatschappij mee te spelen. Maar het zou ook anders kunnen:
‘Een school zou ook de vrucht kunnen brengen, het ’derde’, het antwoord, zij kan aanleiding zijn de weg terug in te slaan, om te ontdekken dat de wereld voor iets heel anders is gemaakt dan om datgene wat men het ‘normale’ wereldbeeld noemt.’

De eerste dag dat Jona in Niniveh zijn boodschap uitroept is er al de reactie. Onmiddellijk is er de terugkeer en het vasten. Nu weet Jona dat de stad behouden zal blijven. Hadden de stedelingen geweigerd de weg van de terugkeer te gaan, dan was Niniveh vernietigd en had Jona rust gevonden. Maar nu gaat het verhaal voor hem zonder einde verder. Er komt geen rust voor Jona en ook niet voor Israël. Want Niniveh is de veroorzaker van de latere ballingschap. Het ‘ra’, het kwaad, zal blijven bestaan: ‘Dit is het wat Jona tot die opwinding brengt: dat het leven van Niniveh dus zal doorgaan, dat naast de rust van de terugkeer het andere, het ‘ra’, zal blijven bestaan. Als Niniveh bestaat, dan betekent het dat Israël de weg van de ballingschap zal moeten gaan.’
Toch zal er eens een einde komen aan de ballingschap. Op de vijfde scheppingsdag werden de vogels in het uitspansel van de hemel en de vissen in de wateren van de zee geschapen. Het verhaal van de duif Jona brengt beide werelden, van vogel en vis, bijeen. Vanuit de grote vis die hem heeft opgeslokt ervaart de profeet dat het zijn toekomstige taak is om de Leviathan te slachten en als gerecht bij de messiaanse maaltijd gereed te maken. De Leviathan is het oermonster in de zee dat onze wereld, de wereld van de zevende dag, door de tijd draagt. Deze Leviathan kan de vis met de Hebreeër Jona niet verslinden. Want Jona is de messias, de zoon van Jozef. Eens, in de komende wereld, zal hij de Leviathan en daarmee het leven in de tijd aan de ‘tsaddikim’, de rechtvaardigen,  aanbieden:
‘Aan tafel met de Messias zal de Leviathan onder grote vreugde worden gegeten. Alles wat ooit in de tijd geweest is, alles, de kleinste en meest vergeten dingen evenzo, alles zal worden gegeten door de ‘tsaddikim’ in die andere wereld. Alles zal door hen worden opgenomen en als heerlijkste spijs genoten; alles komt tot zijn recht, hoe verloren het ook gewaand werd in dat oneindige lichaam van de Leviathan, een lichaam zo oneindig als deze wereld van ruimte en tijd.’

Friedrich Weinreb: Het boek Jona. De zin van het boek Jona volgens de oude joodse overlevering. Met tekeningen in steendruk van Uriël Birnbaum. Uitgave: Sigma Press.


Friedrich Weinreb 

 

Comments (1)


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *