Psalm 2
Sinds 7 oktober 2023
Door dr. K.D Goverts
Het is m.i. niet zo gemakkelijk in kort bestek iets te zeggen over de situatie van nu. Althans: ik denk dat we de geschiedenis erbij dienen te betrekken. Sinds het jaar 70, toen de tempel door de Romeinen werd verwoest, is Jisra’el in balling-schap. De vierde grote galut.
Het land was al eerder een romeinse provincie geworden; het kreeg ook een naam, gegeven door de Romeinen: Palestina.
Vervolgens is er een lange historie, waarin het land onder de voet gelopen of over-heerst werd: door Turken, Kruisvaarders, Mammelukken etc. Dan het Ottomaanse rijk, dat zich steeds verder uitbreidde, dat omstreeks 1517 Egypte aan zich onder-wierp.
Dan de belangen van Duitsland [Pruisen], Engeland. De Balfour declaration in 1917. Engeland beloofde dat er ruimte zou zijn in het land voor Joden.
En daarna: Engeland verandert van politiek; dieptepunt: het schip, de Exodus, dat met 4500 mensen aan boord, overlevenden van de Shoah, door de Britten wordt getorpedeerd; zij kwamen vanuit Frankrijk, maar mochten het land niet in. M.a.w. de Joden waren niet welkom; in feite bijna nergens welkom. Er is veel meer over te zeggen. Elie Wiesel heeft eens gezegd: na de Shoah hadden we om de Messias kunnen vragen; we kregen een Staat.
Chouraqui heeft vaak getracht te bemiddelen. Hij ging naar de koning van Marokko, etc. Hij had contacten met Ben Goerion e.a. Hij was onderburgemeester van Jerusalem ten tijde van Teddy Kollek. Met een Israëlisch paspoort kwam hij uit Marokko; hij vertelde dit aan een Israëlische leider; die had zijn gedachten er niet bij en reageerde niet. Waarop Chouraqui zei: waarom reageert u niet op wat ik vertel? Toen zei de man: hoe kan ik reageren op iets wat nog nooit gebeurd is?
Er ligt een schuld bij Europa: Duitsland, maar zeker ook Engeland.
Laatst zei iemand: in feite is het momenteel de strijd tussen Sunieten en Sji’ieten, en die wordt op Israëlisch grondgebied uitgevochten. Hamas is geen volk, maar een beweging van terroristen; en de VN hebben nog steeds niet de terroristen veroordeeld. De Palestijnen zijn de dupe van Hamas. Of anders gezegd: zij worden als schietschijf ingezet door de terroristen. In wezen is het een geestelijke strijd. Ik denk aan een paar gedichten van Yehudah Amichai.
Micha 5: “Jisra’el zal dauw zijn te midden van de volkeren”. Het houdt mij wel bezig, vooral sinds 7 oktober; precies op die morgen sprak ik in Baarn en daar hoorde ik wat er gebeurd was op Simchat Torah. In wezen is Jisra’el nog in ballingschap, in eigen land. En elk woord dat ik nu schrijf, doet pijn. Er is veel meer van te zeggen; dit is een persoonlijke impressie.
Psalm 2
Vanouds is Psalm 2 de psalm van de kerstnacht. Omdat in deze psalm de woorden geschreven staan: “Ik heb U heden verwekt”. Een van mijn voorgangers in Berkhout liet ooit in de Kerstnachtdienst Psalm 2 zingen. En hij begon zijn preek: waar is het kindje nou? De mensen waren niet echt blij met deze dienst.
Het midden van de Psalm
Deze Psalm telt 92 woorden. De middelste woorden zijn – in vers 7 – Hij zeide tot mij אמר אלי [woord 46 en 47]; daarom heen: YHWH יהוה en beni בני [woord 45 en 48] en: choq חק – ’attah אתּה [woord 44 en 49] ’el אל – ’ani אני [woord 43 en 50] ’asapperah אספּרה Ik zal vertellen – ha-jom היום deze dag [woord 42 en 51] M.a.w.: het midden van deze Psalm wordt gevormd door de zin: “Ik zal vertellen van het besluit van YHWH. Hij zeide tot Mij: Mijn Zoon zijt Gij, Ik heb U deze dag verwekt
In de nacht van 24 – 25 december wordt vanouds Psalm 2 gezongen; met als onberijmde antifoon: Hij sprak tot Mij: Mijn Zoon zijt Gij, heden heb Ik U verwekt
De antifoon is precies het midden van de Psalm
Compositie van de Psalm
Rabbi Benjamin Segal:
- 1 – 3 de psalmist spreekt
- 4 – 6 Adonai spreekt tot de gojim
- 7 de koning [de Messias] spreekt
- 8 – 9 Adonai spreekt tot de Messias
- 10 – 12 de psalmist herneemt het woord
Deze compositie laat zien wat het wezenlijke is. In de buitenrand van de Psalm zijn de natiën, de volkeren, de koningen, de heersers bezig. Zij zijn bezig met: ragash רגש geagiteerd zijn, opgewonden zijn; met: hagah הגה overdenken; met: jatzabh יצב zich opstellen; met: jasad יסד se congregare, zich verenigen. Het lijken de Verenigde Naties wel.
En in de andere buitenrand worden de koningen en de richters der aarde opgeroepen, wijs te worden, zich te laten instrueren, Adonai te dienen met ontzag, zich te verheugen met beving.
En daarbinnen: de binnencirkel. De Eeuwige en de messiaanse Koning. Je zou kunnen zeggen: daar is het Eeuwige in de tijd.
De geschiedenis heeft een centrum, een Hart. Het gesprek tussen Vader en Zoon.
Vers 1 waarom?
In het Hebreeuws zijn er twee woorden die men kan gebruiken om te vragen waarom iets gebeurt of waarom iets gebeurd is. maddua‘ מדּוּע – een samentrekking van mah מה wat? en jadua‘ ידוּע bekend; what is known? Rabbi Yonaḥ ibn Janach [990 – 1050] zegt: het is een samentrekking van mah מה en dee‘ah דעה kennis, dus: wat voor kennis is er over hetgeen hier gebeurt? Het is de vraag: wat voor gedachte zit erachter, achter wat we hier aantreffen? Zo is bijv. de commentaar van Ibn Ezra op Exodus 18, 14 waar Jethro aan Mozes vraagt: waarom doet gij dit zo [de hele dag spreekuur houden voor het gehele volk]. Zo ook Nachmanides bij Gen. 30, 20.
Het tweede woord dat het hebreeuws heeft voor: waarom? is laammah למּה – ook dit woord is samengesteld uit twee woorden: le of la ל en mah מה wat? en hiermee wordt de vraag gesteld naar het oogmerk, het doel: met welk doel bestaat iets? Rabbi Yaakov Tzvi Meckelenberg bij Ex. 5, 4 en ook Malbim verklaren het op deze manier: maddua‘ מדּוּע houdt in: de vraag naar de oorzaak – wat is de oorzaak en wat is de uitwerking daarvan? Terwijl laammah למּה vraagt naar ultimate purpose, het uiteindelijke doel, the final reason, de finale reden. Rabbi Shelomo Aharaon Wertheimer legt uit: מדּוּע wordt gebruikt als de vraag ge-steld wordt: wat is de oorzaak van iets wat ongewoon is, iets wat bizar is.
Aan de andere kant: למּה is de vraag: waarom? met een connotatie van: klacht, een klagende vraag. Bijv. waarom doe je mij dit aan? of een ietwat verwijtende toon: waarom deed je dat nu zo? Deze vraag houdt in de implicatie dat er iets verkeerds in het spel is.
מדּוּע is puur een vraag naar meer informatie, zonder dat daarbij een rol speelt of het positief is of negatief.
למּה kan ook een rhetorische vraag inluiden.
Rabbi Samson Rapha’el Hirsch [1808 – 1888] in zijn kanttekening bij Psalm 22: mijn God, mijn God, waarom? Hirsch zegt: als David had willen vragen: waarom? dan had hij מדּוּע gezegd. Maar למּה betekent niet zozeer: waarom? als wel: waartoe? om welke reden? met welk doel? Hij zegt a.h.w. tot de Eeuwige: I don’t question Your deeds, Your justice, maar wat wilt Gij dat ik doe met al deze tranen en met al deze benauwenis?
Psalm 2, 1 ragash רגש
Dit komt als werkwoord maar één keer voor in Tenakh; alleen hier. Wel komt het zelfstandig naamwoord voor: règesh רגש in Psalm 55, 15 en rigshah רגשה onrust, tumult, emotie. Voor mijn gevoel horen we in Psalm 2 de verbijsterende – en verbijsterde vraag: wat bezielt de gojim? De midrash Tehillim zegt: de volken blijven maar steeds aan de oppervlakte; en ze leren niets van de geschiedenis. Daar was de vloed, maar daarna bouwen ze de toren van Babel. En in Gen. 14 gaan ze weer oorlog voeren, in de dagen van Abram; de Pharao in de dagen van Mozes zegt: Wie is de HEERE? ik ken de HEERE niet. En Sisera verdrukte de kinderen van Jisra’el twintig jaren. Maar Nimrod viel voor Abram; en Abimelech viel voor Jitzchaq; Laban en Esau vielen voor Jakob; de Pharao en Egypte vielen voor Mozes. Sanherib stond voor de muren van Jerusalem en zei: heeft ooit een van de goden der volken hen gered uit de hand van de koning van Assur?
En Nebukadnezar sprak tot de drie vrienden van Daniël: welke god zou u redden uit mijn hand? De volken blijven in agitatie, hysterie zou je haast zeggen. En als we deze midrash volgen, dan denk je: als al die koningen één bladzijde terug bladeren in het geschiedenisboek, dan zien ze: toen en toen en toen is het ook niet gelukt. Ze bedenken leegte. Zinloosheid. Waar willen ze heen? Geen idee.
Hagah הגה is een van die kostbare woorden in de Schrift. Het is peinzen, over-peinzen, mediteren, vaak ook hardop: reciteren. Soms duidt het aan: het koeren van duiven; één keer in Tenakh het grommen van een leeuw. Waarom iemand dat nu wil weergeven met knorren: daar kan ik niet mee overweg. Die mens in Psalm 1 zit niet te knorren; het is geen zwijn. Wel enig niveau in het vertalen graag, Piet van Midden. Als we – naar Psalm 1 – bezig zijn met de Torah, zijn we geen gemeente van biggetjes.
vers 3: de koningen der aarde stellen zich op, de potentaten [zo Chouraqui] zijn gegrond jachad יחד tezamen, tegen YHWH en tegen Zijn Gezalfde. Zijn Messias. Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen.
Het hart van de Psalm
Een tweeluik vormt het Hart: v. 4 – 6 en v. 7 – 9 Het begint met: Die in de hemel zit, lacht. Viermaal staat er in Tenakh dat er in de hemel gelachen wordt. Psalm 37, 13 Adonai lacht om hem [om de afbreker]; Psalm 59, 9 Gij, Adonai, zult om hen lachen. En in Spreuken 1, 26 is het de Wijs-heid, de Chokhmah, חכמה die lacht. Naar mijn besef wil dit zeggen: Adonai kan erom lachen, omdat Hij een beter plan heeft. En misschien een ietwat verder gaande exegese: jischaq ישחק staat er. Als we de Schriften wat associatief lezen – en de verbanden hóren – ik noemde dat wel eens: de Bijbel horen in stereo- dan klinkt daarin méé: de naam Jitschaq יצחק de zoon van Awraham, wiens naam betekent: hij zal lachen.
Weliswaar wordt in de Hebreeuwse teksten steeds onderscheid gemaakt tussen: tsachaq צחק dat met name in Genesis een heel aantal keren voorkomt, en sachaq שחק Maar toch: wie het ene woord hoort, wordt aan het andere herinnerd. En Elie Wiesel zegt: Natuurlijk heeft Jitschaq nooit de wonden van de gebeurtenissen die zijn jeugd hebben geschonden, vergeten; hij zal zich altijd de holocaust blijven herinneren en hij zal een getekende blijven, verminkt tot het einde zijner dagen. Maar ondanks alles zal hij in staat zijn om te lachen. En ondanks alles zal hij ook lachen.
En in een magistraal artikel over Jerusalem schrijft Elie Wiesel: Jerusalem, zei mijn grootvader, en hij weende. Hij weende uit alle macht. Jerusalem, zei mijn leermeester, en hij lachte. Ook hij uit alle macht.
M.a.w. als er in Psalm 2 staat: Die in de hemelen zit, lacht – dan is dat m.i. niet een goedkoop, of afstandelijk lachen. Je zou haast zeggen: dan is dat lachen zoals Jitschaq deed. Lachen door je tranen heen. Want van Adonai wordt ook gezegd dat Hij tranen had. En: het is Die in de hemelen zetelt. De hemelen, dat is de verborgen wereld, tegen-hanger van de koningen der aarde.
Vanuit de hemelen zal er – om met Buber te spreken – geschehende Geschichte zijn op de aarde. Parallel met josheebh ba-shamajim יושב בשמים staat: ’Adonai אדני – of zoals vele handschriften hebben: יהוה de onnoembare Naam, de Naam: IK BEN. Hij is Adonai, de Meester. En als zodanig gaat Hij spreken: dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn ’appo אפּו dat is eigenlijk: Zijn adem en in Zijn gramschap – Zijn gloed ontwricht Hij hen – bahal בהל is ontwrichten, dislocate, zodat je van je plaats raakt. In Psalm 6 speelt dit woord een centrale rol; hier is het in de pi ‘el, zo ook Psalm 83, 16 met Uw stormwind ontwricht Gij hen.
We bedenken daarbij wel – wat Ernst Bloch ons geleerd heeft: toorn is altijd Zorn der Hoffnung. Zijn toorn is een aspect van Zijn liefde. Het tegenovergestelde van liefde is niet toorn, maar onverschilligheid. En wat spreekt de Eeuwige dan? wa’ani ואני en Ik [of maar Ik] nasakhti נסכתי – dat is: Ik heb gegoten, dat kan betekenen: zoals je een beeldhouw-werk in een bepaalde vorm giet. Het kan ook zijn: gieten van zalfolie, zoals wan-neer een koning gezalfd wordt.
Ik heb Mijn koning gegoten. nasakh נסך kan zelfs ook nog betekenen: vlechten of weven. Ik heb Mijn koning geweven. Op Tzion, de berg van Mijn heiligheid, want de Eeuwige werkt vanuit een cen-trum, vanuit een middelpunt.
Zoals Tom Naastepad het vertolkt in dat onvergetelijke lied:
Daar is een plaats onder de zon,
het laatste wonder daar begon,
de Heer met ons en wij met Hem:
Jeruzalem.
Hier is de haard die brandt van vuur,
het hart van alle creatuur;
de plaats waar God aan al wat leeft
zijn vrede geeft.
En hier wordt ook zijn komst verbeid:
Hosanna Hem die binnenrijdt.
Buiten de muren slaat zijn licht
de afgrond dicht.
Joseph Gikatilla, een middeleeuwse Joodse denker / uitlegger [1248 – 1305], zegt: Tzion is symbool van Jesod, יסוד – Fundament; Jerusalem is symbool van Malkhut מלכות – koninkrijk of koningschap.
De Messias spreekt
Dan, in vers 7, horen we deze door God gestelde Koning antwoorden, reageren: Ik zal vertellen – eigenlijk staat er: Ik zal vertellen naar een decreet; het lijkt alsof de spreker al vertellend naar dat decreet toe gaat; sipper ספּר vertellen, met ’el אל naar – dit komt enkele malen voor in Tenakh, ook in Psalm 69, 27, en dan is er sprake van een choq חק – iets wat gegraveerd is, ingegrift een decreet, en dan volgt de NAAM. Het kan zijn dat de NAAM hier bij dit decreet hoort: dus: decreet van YHWH. Of de NAAM hoort bij de volgende versregel, dan is het: YHWH heeft gezegd tot Mij
Mijn Zoon zijt Gij Ik – ’ani אני [voor de tweede maal in deze Psalm] heb U deze dag verwekt
Psalm 2, 8
In vers 8 – 9 is de Vader weer aan het woord. Hij zegt tot de Zoon: Vraag van Mij en Ik zal U geven gojim als Uw erfdeel, Uw erfenis en als Uw bezit de einden der aarde
En dat woord dat hier gebruikt wordt voor: bezit, ’achuzah אחוזה – dat is eigen-lijk iets wat vastgehouden wordt, een eigendom dat je nooit meer loslaat, èn dat jou nooit meer loslaat. Want het werkwoord ’achaz אחז betekent: vast-houden. Zoals bij het Jubeljaar, het Jaar van de Joweel, ieder zal terugkeren naar zijn ’achuza אחזה Lev. 25, 10 Let op het chiasme. gojim: erfdeel – bezit: einden der aarde gojim en einden der aarde vormen de buitencirkel; het binnenste, de kern is: dat ze erfdeel, bezit worden van de Messias. De Messias mag vragen. Hij mag groot denken, groots. Zoals dr G.H. van Senden schreef: de Kern ziet wijd. De gojim zijn voor Hem bestemd, als erfdeel.
Zoals Tom Naastepad zegt:
dan zullen de volkeren worden wie ze zijn:
door U opgericht en wel ter tale.
Dan kunnen ze eindelijk denken, en eindelijk hagah הגה – dan kunnen ze הגה zoals de mens in Psalm 1. Je zou haast zeggen: dan worden de gojim van Psalm 2, bevorderd tot Psalm 1.
Psalm 2, 9
Gij zult hen stukslaan: de vocalisatie van de masoreten heeft: tero‘eem תרעם van het werkwoord ra‘a רעע breken, zerbrechen, zerschlagen. Maar de Septuaginta heeft poimaneis ποιμανεῖς Gij zult weiden, zij hebben dus gelezen [met dezelfde consonanten]: tir ‘eem – van het werkwoord ra‘ah רעה hetgeen weiden betekent, hoeden; daarvan is ook het woord ro‘èh רועה herder afkomstig. Dus: weiden of herderen. Een ijzeren staf: daar zit gestrengheid in, gebhurah גבורה – maar dat weiden of herderen, daar zit toch een element in van: Hij doet het met het hart van een Herder. Een element van chèsed, חסד goedertierenheid, verbondstrouw Zoals de middeleeuwse Joodse wijzen zeiden: the left is contained in the right: Gods rechterhand omvat Zijn linkerhand. Zijn gestrengheid wordt omsloten door Zijn chèsed.
Als de vaas van een pottenbakker zult Gij hen naphats נפץ – dat is eigenlijk: ver-strooien, uitstrooien. Waarbij we het beeld voor ogen hebben dat Jeremia geeft: als de vaas mislukt was, die de pottenbakker bezig was te maken, dan keerde hij terug, en hij maakte weer een andere vaas, zoals het recht was in de ogen van de pottenbakker.
Jer. 18, 4 Hij slaat en Zijn handen helen. Hij is de grote Réparateur. Kapot is nooit Zijn laatste woord. Afgekeurd: maar dan, daarna….. Zoals Jacob Gordin [1896 – 1947] zei: kohen, כהן priester, dat is: réparateur.
Psalm 2, 10
Hier neemt de Psalmist weer het woord: Nu dan, we ‘attah ועתה – als een conclusie, een appèl. koningen, weest verstandig laat u corrigeren, richters der aarde Weer een chiasme. De koningen en de richters in de buitenrand; in de binnenkant wat van hen verwacht wordt: wat hun binnenkant zal dienen te zijn.
Psalm 2, 11
Dient de HEERE, YHWH in vreze, in ontzag en weest vrolijk in beving Geen overmoed, ze zullen beseffen dat ze op heilige grond staan.
Psalm 2, 12
Kust de Zoon. Vaak hebben uitleggers zich verbaasd, dat hier het aramese woord voor ’zoon’ gebruikt wordt: bar בר – terwijl in vers 7 het hebreeuwse woord stond: beni בני Mijn Zoon. Maar die wisseling van hebreeuws en aramees komt vaker voor. In Spreuken 30 lezen we: wat is Zijn naam en wat is de Naam van Zijn Zoon? daar staat: beno, בנו [30, 4] Maar dan, één hoofdstuk verder, horen we: Wat, mijn zoon, en wat, zoon van mijn schoot, en wat, zoon van mijn gelofte? Spr. 31, 2 Daar staat drie maal het aramese woord bar בר Aramees heeft een speciale heiligheid, zegt de Joodse traditie; de Torah werd aan Mosheh [Mozes] gegeven in het hebreeuws, en tegelijk als aramese Targum. Aramees komen we tegen in de Torah, bij de Profeten en in de Ketubhim, de Ge-schriften. De Talmud vertelt dat de Torah door Ezra in het aramees herschreven werd. R. Yehudah Halevi zegt in Kuzari dat de moedertaal van Abraham aramees was. Laban sprak aramees: zie Gen. 31, 47. Ibn Ezra zei dat hebreeuws en aramees [en ook arabisch] dicht genoeg bij elkaar liggen om als één taal beschouwd te kunnen worden. In Jeremia 10, 11 staat, midden in een Hebreeuwse tekst, een aramees vers.
Kust de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt. Het werkwoord ’anaph אנף – waarmee samenhangen ’aph אף en ’appajim אפּים Zie ook vers 5 Dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn ’appo אפּו – dit woord komt verderop in vers 12 nog een keer terug. en gij kwijt raakt, verloren raakt onderweg of: vous perdriez la route, ge zult de weg kwijtraken [Chouraqui]. Deze twee woorden: de weg – dèrekh דרך en kwijtraken ’abhad אבד bepaalden ook het slot van Psalm 1:
de weg van de afbrekers raakt kwijt.
der Weg der Frevler verliert sich, zo vertaalt Buber; en in Psalm 2: und am Wege seid ihr verloren. Zo hóren we hoe Psalm 1 en Psalm 2 bij elkaar horen. want om een weinig ontbrandt Zijn toorn
Het slotaccoord van Psalm 2
Psalm 2 eindigt met een zaligspreking. Psalm 1 begon met ’ashreej אשרי wel-zalig. Psalm 2 eindigt met ’ashreej אשרי welzalig allen die zich bergen in Hem. Zo omsluiten deze twee zaligsprekingen heel Psalm 1 en 2.
Psalm 2 in het Tweede Testament
Tenakh en Berit Chadashah ברית חדשה stemmen samen :
Het begin van de Psalm wordt aangehaald in Hand. 4, 24 vv. in een gebed van de apostelen, met een actuele toepassing: Heere, Gij zijt de God die gemaakt hebt de hemelen, en de aarde, en de zee en alles wat daarin is.
Die door de mond van David, Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de volken, en hebben de natiën ijdele dingen bedacht? De koningen der aarde zijn opgestaan en de oversten zijn bijeen vergaderd, tegen de Heere en tegen Zijn Ge-zalfde. Want in der waarheid zijn in deze stad vergaderd tegen Uw heilig Kind [of Knecht] Jezus, Die Gij gezalfd hebt, Herodes en Pontius Pilatus, met de gojim en de volken van Jisra’el.
Het negende vers van de Psalm wordt geciteerd in Openb. 2, 26 – 27 Wie overwint en Mijn werken tot het einde bewaart, Ik zal hem autoriteit, gezag geven over de gojim en hij zal hen weiden met een ijzeren staf, als keramische vaten zal hij hen verbrijzelen, zoals ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb
En het komt terug in Openb. 12, 5 : en zij baarde een kind, mannelijk, dat alle gojim zal weiden met een ijzeren staf En dan nogmaals in Openb. 19, 15 en Hij zal hen [de gojim] weiden met een ijzeren staf – en even verder wordt verteld: het is de ruiter, wiens naam is: Koning der koningen en Heere der heren. Deze verzen in het boek Openbaring volgen dus de Septuaginta: Gij zult hen weiden, Gij zult hen herderen
Het midden van de Psalm is te horen in Matt. 3, 17 bij de doop van Jezus: En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, mijn Geliefde
En opnieuw, als ze op de berg zijn: een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon Matt. 17, 5
En dan in Hebr. 1, 5 – 6 Want tot wie van engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt Gij, Ik heb U heden verwekt – en wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn.
E.W. Bullinger tekent erbij aan: in Matt. 3 wordt Jezus gezalfd tot profeet; in Matt. 17 wordt Hij gezalfd tot priester en in Hebr. 1 gezalfd tot koning
De versregel uit Psalm 2: heden heb Ik U verwekt, wordt betrokken op de op-standing van Jezus: Hand. 13, 32 – 33 en wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat God deze [deze belofte] vervuld [letterlijk: ἐκπεπλήρωκεν uit-vervuld] heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus deed opstaan, gelijk in de tweede Psalm geschreven staat: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt. Dit is het Goddelijke heden, ha-jom היּום – deze dag. De dag die Hij maakt, Zijn eeuwig heden.
En zo zal het wezen: dit is de dag waarvoor wij overnachten.
De dag, die Hij, de Heere, verrijzen doet.
En allen die de Naam des HEEREN vrezen
gaat dan de Zon der wereld stralend op.
Hij breidt Zijn vleugels uit en komt genezen
al wie verkommerd zijn in ’s werelds loop.
En we bedenken: het midden van de Psalm is: Ik zal vertellen naar het Decreet des HEEREN. Dat is wat de Zoon nu doet: Hij is bezig te vertellen ’asapperah אספּרה Ik zal vertellen deze woordvorm begint met een ’aleph en eindigt met een hé’. Want wat de Zoon vertelt, heeft zijn oorsprong in de ’Aleph א – in de Vader, in de Oorsprong aller dingen. En wat de Zoon vertelt, heeft zijn eindpunt in de Hé’ ה het Venster de letter waar de Verborgen Naam des HEEREN mee eindigt: JHWH. De Zoon vertelt naar het Decreet חק Choq des Vaders toe. Dit Decreet was het allereerste, primair, primordiaal. Een graveersel – want de Eeuwige graveerde graveerselen en daaruit zijn alle dingen voortgekomen. Dit decreet is ook de finale.
Hij is de vaste Rots, Zijn werken houden stand
nooit faalt Zijn recht op al Zijn wegen door het land.
Hij is een trouwe God, waarachtig en rechtvaardig.
Zo heeft de HEERE Zijn volk gevonden:
God vond hem in de woeste wildernis,
waar leegte gaapt en waar geen voedsel is.
Toen niemand nog van zijn Verlosser wist,
heeft Hij zich neergebogen
gelijk een arend boven ’t nest gevlogen
zijn jongen grijpt en wegdraagt in de hoogte
zo werd door deernis ook de Heere bewogen
en droeg Zijn kind gerust.
Comments (0)