teru ‘ah De zevende maand begint met de Yom Teru ‘ah  תרועה   יום

Door dr. K.D Goverts

Het is de dag van de klank, of de dag van de bazuin. We horen ervan in Lev. 23, 23 – 24:  “En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Spreek tot de kinderen van Jisra’el, zeggende: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping”. En in Numeri 29, 1 klinkt opnieuw dit thema: Desgelijks in de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben, geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn.

De zevende maand: dit is de maand Tishri. Er is iets speciaals aan de naam van deze maand: de letters volgen het spoor van het alphabet terug: eerst de taw ת  – de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet; daarna de shin ש  – de voorlaatste letter; dan de resh  ר  de letter die daarvóór komt. Om dan te eindigen met de yod י  de letter van de Godsnaam. En de oude Joodse wijzen zeiden: ook al is het maar één letter van de Naam YHWH, één letter van de Godsnaam, dan is in die ene letter de gehele Naam vertegenwoordigd; dan is de grote Naam daarin aanwezig.

De zevende maand volgt het spoor terug, van einde, vóór het einde, nog iets meer vóór het einde, naar de Naam, die begin is van alle dingen. Want vanouds wordt gezegd: met de Yod is alles begonnen. Die kleinste letter, die hangt tussen hemel en aarde, die zweeft tussen Boven en Beneden. De maand Tishri wordt in de middeleeuwse Joodse wijsheid verbonden met de mondelinge Torah. Immers: de mondelinge Torah is eveneens bezig het spoor terug te volgen, terug naar het Oorspronkelijke Woord.

Tishri: het is taw – shin – resh ת  – ש  –  ר   derhalve תשר  – maar aangezien dit het Mysterie is van de Heilige Naam, daarom heeft de Eeuwige, gezegend is Hij, er het zegel van Zijn Naam in gezet: in dit geval de Yod. Hij heeft de naam van deze maand verzegeld, door in die naam Zijn eigen letter te schrijven. Deze yod brengt de drie letters taw – shin – resh in balans, in evenwicht. De laatste drie letters van het alfabet komen nog elders voor, mèt een andere letter van de Godsnaam: Zo is er het altaar, en het net of het rooster, waarover Ex. 27 spreekt: Maak er een  -koperen hekwerk omheen {vers 4}, une grille, oeuvre en treillis, een latwerk, met fijne mazen, en daar staat {in Ex. 27, 4}: rèshet רשת  en dan, in vers 5, komt het woord nog een keer terug, en wel met een lidwoord, dus: ha-rèshet הרשת. welnu, zegt  de oude Joodse wijsheid, ha-rèshet – ook hier zien we weer de laatste drie letters van het Hebreeuwse alfabet, en nu met een hé’ ה  – eveneens een letter van de Godsnaam.

En dan is er nog een derde voorbeeld, dat is in de geschiedenis van Deborah: er staat van haar geschreven: “en zij zong”. Wa-tashar ותשר ook hier de laatste drie letters van het alfabet, nu met de letter waw ו wederom een letter van de Naam des HEEREN.  Richt. 5, 1

De zevende maand had nog een eerdere naam. Die vinden we in 1 Koningen 8: “En alle mannen van Jisra’el verzamelden zich tot de koning Salomo, in de maand Etanim, op het feest: die is de zevende maand”. {1 Kon. 8, 2}. In die maand werd de Tempel ingewijd: koning Salomo stond daar en hij bad, een heel lang en indrukwekkend gebed. De maand Etanim. אתנים  – en het woord ’eetan draagt de betekenis in zich van: duurzaam, eeuwig durend. We komen de woordstam tegen in het opschrift van Psalm 89: voor of van Ethan איתן  Zijn naam is: de Bestendige, de Oeroude. Eeytan is: de essentie, de permanente toestand. Als bijvoeglijk naamwoord is het: essentieel, wezenlijk, de conditie zoals die altijd was en ook steeds zijn zal. Een’ aleph en een taw, en daartussen een yod. Eerste en laatste letter, samen een yod omsluitend. Het geheimenis van de Naam des HEEREN, omsloten, omkaderd door Eerste en Laatste. ’Eeytan kan ook aanduiden: een altijd stromende beek, of rivier. Zo horen we bij de profeet Amos: gerechtigheid als een altijd vloeiende beek.  Amos 5, 24

En we denken aan een vers bij de profeet Micha: “Hoort, gij bergen, het rechts-geding des HEEREN, mitsgaders gij”, und ihr Urständigen, Gründe der Erde. Micha 6, 2: gij vanouds bestendige gronden der aarde, gij oertoestand, ’eetanim אתנים  Chouraqui vertaalt: fondements pérennes. Altijd durende fundamenten, eeuwige grondslagen.

shophar  שופר
Op die eerste dag van de zevende maand wordt op de shophar geblazen. En de middeleeuwse Joodse wijsheid zegt: de Shophar is de Stem van de Eeuwige, de Stem van vóór de woorden. Want de Shophar is pure klank, geen taal. De Shophar gaat aan de taal vooraf. De Stem van de Terugkeer. De Shophar is de Stem die roept om terug te keren. Terug naar de Eeuwige, terug naar het hart, terug naar de Oorsprong. En, zo zegt Neher, wanneer de mens, l’homme biblique, de Bijbelse mens, één stap doet, om terug te komen, dan is dat een gang naar een God, die reeds tot die mens terug gekomen is. Wanneer de Bijbelse mens een stap doet om te vluchten, dan is dat een vlucht naar een God, voor Wie vluchten een naar binnen gebogen vorm van terugkeren is.

Via een omweg terug naar Hem: zoals we zien bij Jona. En zoals we zien bij Petrus, toen hij de HEERE Jezus verloochende, en de Heiland zag hem aan. En na de opstanding het gesprek waarin Christus hem vraagt: hebt gij Mij waarlijk lief? Wanneer de Bijbelse mens verlangt, hunkert vanuit de verte, dan is dat naar een God, die meer nabij is in de verte dan in de nabijheid. Jeremia 23, 23: “Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet een God van verre?”  Wanneer de Bijbelse mens verpulverd wordt, dan is dat door de hamerslag van het Goddelijke Woord, zoals we bij Jeremia lezen: “Is Mijn woord niet alzo, als een vuur, spreekt de HEERE, en als een hamer, die een steenrots verpulvert?”

De rots, de steenrots van de Joodse existentie, zo zegt Neher, springt dan uiteen in duizend vonken. Het licht wordt gezaaid, voor de Rechtvaardige. Het is bij het volle daglicht de zon der wereld. Myriaden, tienduizenden vonken zijn gezaaid door het verpulveren van de Revenant, de mens die terugkeert. Aan de hemel van de wereld stralen ze, in de donkere nacht, in melkwegen van sterren. En Nelly Sachs, een Joodse dichteres, die in 1966 de Nobel-prijs voor literatuur kreeg, samen met een andere Joodse schrijver, Shemuel Agnon, dichtte: En de sterren die zijn afgeweken uit hun baan, in hun meest steile val, zij zijn alle weer opgenomen, elk op haar uur, en zij vinden de weg terug naar de eeuwige woning. En dat verpulveren, dat is niet negatief: dat wil zeggen dat de steenrots van je ziel opengaat, zodat er levend water uit kan stromen. Of: zodat de vonken vallen in de aarde, vonken van licht, vonken van vuur, om de aarde te verlichten.

In de aanvang was er de zachte, onhoorbare Stem, zo zei Mosheh de León [1240 – 1305]. Hij schreef dit in 1292.  Het is de subtiele, innerlijke Stem, en het is  de Oorspronkelijke Wil van de Eeuwige. Zijn Wil van vóór de tijd,nog vóór HIJ enig mens gewon, nog vóór het opgaan van de zon.Het is, zo zegt een middeleeuwse Joodse wijsheid, de qol chad penimi  – de ene innerlijke Stem     פנימי  חד   קול

De Wijsheid, de Chokhmah חכמה  is de Shophar-blazer; en dit is het Geheimenis van het Geloof; alles is één. En zo is er de Ene Stem, volgens het Geheimenis van de Eenheid des Geloofs, want de Stem verenigt in zich de bronnen van het Geloof. De Shophar is één Stem. Eerst een onhoorbare Stem, alleen innerlijk. Dat was de Binah, בינה  – het Inzicht, het innerlijk Weten. Daarna de hoorbare Stem.

De Shophar is de ramshoorn. In dit verband denkt de Joodse traditie aan de ge-schiedenis van Abraham, die met zijn zoon Izaak, Jitschaq, op weg gaat naar de berg Moria. Zie Gen. 22. Op het laatste moment, als Awraham al op het punt staat, het mes op te heffen, dan is daar de Stem  van de Engel: Awraham, Awraham. “Doe uw zoon geen kwaad. En dan ziet hij achter zich de ram”.  Daar was een ram, een ’ayil  איל  en die ram was achter, ’achar  אחר  – en er is een Joodse verklaring die zegt: ditzelfde woord ’achar kunnen we ook lezen als ’acheer אחר  – met dezelfde Hebreeuwse letters. En dan betekent het: “hij zag een andere ram”. Eerst zou Jitzchaq de ram zijn op het altaar. Maar nu is daar een andere ram. Een plaatsvervanger, een plaatsbekleder. Awraham neemt de ram en doet hem opgaan, als opgangsgave, in plaats van zijn zoon. Maar letterlijk staat er: tachat beno,  בנו תחת  en dat is in wezen: ònder zijn zoon. De ram neemt de onderste plaats in. In Gen. 22, 6 – 8 zien we hoe Awraham en Jitzchaq onderweg zijn naar de plaats die God zal laten zien. Eén gesprek tussen vader en  zoon, tijdens die reis van drie dagen. Een gesprek, dat omlijst wordt door die ene zin: “zo gingen die beiden tezamen”. Zo wordt het verteld in vers 6 en in vers 8. Daartussen dit gesprek.

En Jitzchaq zeide tot Awraham, zijn vader:  Mijn vader. En hij zeide: Zie hier ben ik, mijn zoon. En dan die vraag: en hij zeide: Zie het vuur en het hout; en waar is het lam voor de opgangsgave? En dan het antwoord: “en Awraham zeide: God ziet voor Zich het lam voor de op-gangsgave, mijn zoon. En zo gingen die beiden tezamen”.

 Nu is er iets wonderlijks in de tekst: de drie woorden in het Hebreeuws: God ziet voor Zich, dit is:’elohim yir’èh lo    לו  יראה  אלהים   – deze drie woorden vormen de kern van het antwoord dat de vader geeft aan zijn zoon. De beginletters van deze drie woorden zijn: ’aleph  –  yod –  lamed. En als we deze drie beginletters achter elkaar zetten, hebben we het woord ’ayil איל  – ram. Zo verwijst het antwoord van de vader aan de zoon op verborgen wijze al naar de ram, die gereed staat om de plaats van Jitzchaq in te nemen.

Op de tweede dag van Rosh ha Shanah wordt vanouds Genesis 22 gelezen. En er wordt een verbinding gelegd tussen de Shophar en de ram. Want de Shophar is de ramshoorn. En, zo horen we in de oude Midrash: de Sho-phar is afkomstig van de ram die daar op het altaar werd gelegd. Welnu, zegt de Midrash, de ram, ook deze ram in Gen. 22, heeft twee horens. Dus zijn er twee Shopharot שופרות . De eerste Shophar werd gehoord vanaf de berg Sinai; deze kondigde de openba- ring aan, het grootse moment, de Mattan Torah,  תורה מתן  – de Gave van de Torah. De Eeuwige, Zich verbindend aan Zijn volk. Zoals Ex. 19, 16 verklaart: “En het geschiedde op de derde dag, in het zijn of in het geschieden van de morgen, en het geschiedde: stemmen en bliksemstralen, en een zware wolk op de berg, en Stem van Shophar, zeer sterk, en al het volk beefde, dat in het legerkamp was”.  En vers 19: “En het geschiedde: Stem van de Shophar, gaande en sterk wordende ten zeerste – Mosheh sprak en God antwoordde hem in de Stem. Gaandeweg steeds sterker wordend”. Maar, zegt de Midrash, de ram heeft twee horens. De eerste ramshoorn werd ge-blazen op de Har Sinai, de Berg des HEEREN. De andere ramshoorn zal geblazen worden in de eindtijd: de profeet Zacharjah spreekt erover: “En de HEERE zal over hen gezien worden, en uit zal gaan als de bliksem Zijn pijl; en Adonai de HEERE zal stoten op de Shophar”.

En dan denken we aan Jesaja 27: “gij zult opgelezen worden, kinderen van Jisra’el één voor één. En het zal geschieden ten dien dage: er zal gestoten worden op een grote Shophar, en ze zullen komen, die kwijt waren, verloren in het land Assur, en die verdreven waren, verstoten in het land Egypte, en zij zullen zich nederbuigen voor de Eeuwige, op de berg van de Heiligheid in Jerushalayim”. Zie Jes. 27, 12 – 13 Het zal wezen, zegt de profeet, het zal geschieden. we-hayah והיה  – het zijn de letters van de Godsnaam, in een andere volgorde.

Hij heeft Zijn Naam daarin gelegd, in dit: het zal wezen. Zijn Wezen is de grond van alles wat zal wezen.

Wordt vervolgd

 

 

 

 

 

Comments (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *