teru ‘ah De zevende maand begint met de Yom Teru ‘ah תרועה יום

Door dr. K.D Goverts

Rabbi Schne’ur Zalman van Liady [1745 – 1812] zegt er dit van: de Shophar is een eenvoudige stem, één enkele stem, stem in eenvoud, die voortkomt uit de adem van het hart. De Shophar gaat vooraf aan het Woord; het Woord is opgebouwd uit letters, die hun oorsprong hebben in de Gedachte. En dan kunnen we zeggen: de innerlijkheid van het hart was er al, primair, primordiaal, voorafgaand aan alwat is en aan alwat geworden is. En de stem van de Shophar is als een roep van het hart, zoals geschreven is: “hun hart riep naar God”.  {Klaagl. 2, 8”. Alles is begonnen met het Hart van de Eeuwige. En vanuit het Hart van de Eeuwige. Dit is de betekenis van de teqi ‘ah  תקיעה  – opeenvolging van verschillende noten, la voix simple provenant de l’intériorité du coeur. De simpele stem, vanuit de binnenkant van het hart. De teqi ‘ah wordt gevolgd door de shebharim שברים  – letterlijk: de breuken, dat zijn de gebroken klanken, een verzuchting, die uiting geeft aan het gebroken hart – want de mens mag komen met alles wat gebroken is in deze schepping, alles wat gebroken en breekbaar is in het eigen hart. En dan eindigt de Shophar met de teru ‘ah תרועה  en de oude Joodse wijsheid zegt: de Stem, de qol, קול  is oorspronkelijk de stem van de herder. Het woord teru ‘ah,  daarin vinden we dezelfde letters als in het woord ro ‘èh   רועה  – herder. De stem is vanouds qol קול  – dat is klank die samenroept, qahal קהל  – zo is daar de herder, die de schapen bijeen vergadert. Ze horen de stem en dan komen ze, van ver, vanuit de uithoeken en vanuit de randen van het veld.

De Shophar onthult de allerhoogste Wil van de Eeuwige. Het is pure klank, zuivere stem, het diepste wezen van het Goddelijke Hart – een klank die stellig van Ginds komt. Van de Overzijde. En daar leven we van. Puur en onvervalst:  Stem zoals die op Rosh ha Shanah klinkt: de dag waarop de schepping van de mens in gedachtenis wordt gebracht. Stem die de ballingen roept, uit Assur, uit Egypte. Hij haalt hen thuis van achter alle grenzen. De middeleeuwse Joodse dichter Shelomo ibn Gabirol  [ 1021 – 1058] zei het zo:

Gij zijt God
en alle schepselen zijn Uw dienaren en Uw aanbidders
Uw lichtglans, Uw kabhod כבוד  wordt niet minder, op geen enkele wijze

 Gij zijt God – Gij draagt door Uw Goddelijkheid
alles wat door U gevormd is
Gij zijt de stut en steun van alle existenties
door Uw Eenheid

 Gij zijt God, en er is geen enkele kloof, geen enkele distantie tussen Uw Godde-lijkheid, Uw Eenheid, Uw Eeuwigheid en Uw existentie;
want alle zijn ze één enkel Mysterie.

 

Daar is die stille Stem, de Stem vanuit Zijn hart. Rabbi David Aladjem zegt het zo: God is bewogen, heel diep bewogen, dat je zult luisteren naar die kleine, stille Stem, die jou roept naar huis. Dit is het appèl, en de belofte, die van Hem uitgaat, in de dagen van de Shophar: dat we zullen horen naar de kleine, stille Stem van onze Beminde, onze Geliefde, van Hem Die zegt: Ik ben van mijn Geliefde, en mijn Geliefde is van mij. Hij maakt een einde aan alle tweespalt. Aan alles wat uiteen drijft. Zoals Prediker zo mooi zegt: “God zoekt weer op wat voorbij gegaan is”. Of wat er eigenlijk staat: God zoekt het weggedrevene, het verjaagde, nirdaph נרדף   –  Pred. 3, 14. De mens, de ziel die weggedreven is, van de innerlijke woning verbannen: vleugellam geslagen ziel, op drift geraakt. Dan mag er een Terugkeer zijn, dank zij Hem, de goede Herder, die het verlorene zoekt, en het verdwaalde thuis brengt. De stem van de Herder.

Psalm 89

Daarom is het zo kostbaar, wat in Psalm 89 wordt gezongen: Welzalig het volk, dat de teru ‘ah תרועה  kent  – over welk volk gaat het daar? “Welzalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort, zij wandelen in het licht van ’t  Goddelijk aanschijn voort”. Uw klanken, het geklank: dat is de Stem van de Shophar. de pure, originele Stem van de Eeuwige. Zijn oorspronkelijke Wil. En in de dagen van en na Rosh ha Shanah wordt vanouds Psalm 24 gezongen: en met name de versregels: “Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u,  gij aloude ingangen, opdat de Koning der heerlijkheid inga”.
Een Joodse vertaling zegt: Heft, poorten, uw kroonlijsten omhoog, en verheft u, gij deuren van de toekomst

Want de deuren van de ‘olam עולם  – dat kan duiden op de poorten van heel lang geleden, de aloude deuren. Het kan ook betrekking hebben op de tijd die komt, de ‘olam ha-ba’   הבא   עולם   – de eeuw die komende is. De Shophar wordt geblazen, en dat is het appèl: dat de deuren van de toekomst open zullen gaan voor Hem, voor de Koning, voor de HEERE der heirscharen.

Psalm 46
Het is zo mooi: die Psalm begint met vier basis-punten:
God is voor ons een Toevlucht – dat is het eerste;
en Sterkte [of weerbaarheid] – dat is het tweede;
een Hulp in benauwdheden – dat is het derde;
en dan: te vinden ten zeerste – dat is vier.
Heel vaak meent men dat het slechts drie punten zijn. Dan wordt dat vierde punt verwerkt in punt 3. Dat doet bijv. de Herziene Statenvertaling: God is ons een toevlucht en vesting; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden. Dan zijn het maar drie punten. Het vierde punt: te vinden ten zeerste, is onder-gesneeuwd, doordat het vertaald is met: in hoge mate gebleken. Maar het gaat veel en veel dieper: Hij is bevonden – dat is méér dan: gebleken. De Joodse uitlegger Meïr Weiss heeft dit grondig uiteengezet, in een prachtige studie, waarin hij Psalm 46 diepgaand heeft belicht. En hij zei: het zijn vier kern-gedachten. Niet drie.

Gods vindbaarheid: daar loopt het op uit. En in het vervolg van de Psalm horen we: “wees stil en weet dat Ik God ben”.  {in vers 11}. En wat zo kostbaar is: in vers 9 zingt de Psalm: “gaat, en schouwt de wonderen des HEEREN”, en dan zeggen de meeste vertalingen: “Die verwoestingen op de aarde aanricht”. Echter: het woord dat daar gebezigd wordt, is shammot   שמות – en dit is af-komstig van een werkwoord shamam שמם dat is: verstarren. Dus: het betekent: Die verstarringen stelt op de aarde. En verstarring is iets anders dan verwoesting. Verstarring: d.w.z. dat alles stil komt te liggen. Zoals de hand van Jerobeam: hij wilde de profeet des HEEREN kwaad doen, hij strekt zijn hand uit en hij kan die hand niet meer bewegen, hij kan zijn hand niet meer terugtrekken. Zijn hand is verstard. Zoals er in Psalm 76 gezegd wordt van de dappere soldaten: “ze konden hun handen niet meer vinden”.  Verstarring: daar staat een generaal en opeens zegt hij: ik sta hier aan het front om oorlog te voeren, maar oorlog voeren, hoe doe je dat nu ook al weer? De HEERE is niet een God van verwoesting, maar Hij stagneert het voornemen der machtigen. Hij blokkeert. Hij laat de wielen van de Pharao vastlopen.

Nu is er nog een andere oude Joodse lezing van Psalm 46, 9: shammot שמות   – dezelfde consonanten kunnen we ook lezen als: shemot, en dan hebben we hier het woord: namen. Wat zijn de wonderen van de Eeuwige? Hij stelt namen op de aarde. Zo heeft Hij dat eeuw in eeuw uit gedaan. Namen: want je naam is je plaats in de geschiedenis, en als een mens geen naam heeft, of een naam die alleen maar een last is op je schouders, een naam die werkt als een etiket, als een vloek, dan komt de HEERE de Goddelijke Naamgever. Zo heeft de Eeuwige namen geroepen over mensen. En daarmee een roeping over hun leven geproclameerd. Zo riep Hij Abram tot Abraham. Een hé’  ה werd door Hem ingevoegd: een venster. En telkens was er een naam.
Zo was er de naam Mosheh: die uit het water is getrokken, en die uit het water trekt: die een heel volk door het water heen trekt.

Zo is de Schrift het Boek der namen: met als diepste grond, als bodem van alle namen, dat er in Matt. 1 staat: Gij zult Zijn Naam roepen: Jezus, Yeshua, God redt, want Hij zal Zijn volk redden van hun zonden. De Eeuwige stelt namen op aarde.  Vanuit Zijn eigen Naam, want, zoals Recanati zei: voordat de wereld werd geschapen, was er alleen maar God en Zijn Naam. Daarom zingt Psalm 19 ook over: de Torah des HEEREN. En de middeleeuwse Joodse wijze Gikatilla zei: Torah van de Eeuwige, dat wil zeggen: de Torah die een nadere ontvouwing geeft van Zijn wezen. Heel de Torah is de Naam van de Eeuwige. Wat staat er in de Vijf boeken van Mozes? Alleen maar dit: namen. De Namen van de Eeuwige. Geen grammatica, de Torah is alleen maar Namen.

Ezra ben Shelomo, een oudere tijdgenoot van Nachmanides, in Gerona [geboren omstreeks 1175, overleden 1238 of 1245]  haalt de oude Midrash op Genesis aan, die zei:  in de beschrijving van de eerste dag, in Genesis 1, horen we vijfmaal het woord: licht, ’or אור  en dit correspondeert met de vijf boeken van de Torah. Hoe ver strekkend zijn de woorden van deze wijze,  zegt Ezra ben Shelomo dan, en zijn woorden zijn inderdaad waar, want de vijf boeken van de Torah zijn de NAAM van de Heilige, gezegend is Hij.

Het Licht dat in deze boeken straalt, is derhalve die ene grote Naam Gods. Zo staat het ook meermalen in de oude middeleeuwse teksten:de’orayta’  kolla’  chad shema’   qaddisha’  ‘illa’ah  עלּאה   קדּישא  שמא חד    כלּא  דאורייתא De ganse Torah is: één enkele heilige, verheven Naam. Zoals Joseph Gikatilla [ 1248 – 1305] schreef in zijn boek: de Poorten van het Licht –  Sha ‘aree  ha’Ora      האורה    שערי   Weet dat alle heilige namen, waaraan gedacht wordt in de Torah [letterlijk: waaraan gedachtenis gemaakt wordt in de Torah], dat ze alle afhangen van, afhankelijk zijn van die ene Naam YHWH. “En als gij zegt: is niet de Naam  ’Ehyeh אהיה   IK BEN, de wortel en de bron?” Weet dan dat de Naam van vier letters, YHWH, is als de tronk, de stam van de boom, terwijl de Naam ’Ehyeh de wortel is, de ‘ieqqaar עיקּר  – dat is de essentie, de diepste wortel, en daaruit wortelen [of vertakken]  zich de shorashim שורשים  – de worteltakken, de wortelstokken, en vandaar uit verspreiden zich de takken, de twijgen, naar alle zijde en zijde. Alle andere namen Gods zijn als takken, twijgen en bladeren, vanuit die ene stam. En bovendien: elke tak draagt vrucht naar zijn eigen aard. Meestal wordt kinnuy כנוי  of kiennuy כינו vertaald met: bijnaam. Het is afkomstig van het werkwoord kanah כנה   dit is: een erenaam geven, zoals in Jes. 44, 5 en in Jes. 45, 4. Alle namen van de Eeuwige zijn vervat in die ene Naam; en elke naam heeft weer bijnamen bij zich, zoals de Geduchte, Nora’ נורא  – en: Die de ongerechtigheid draagt.

Bijnamen: kinnuyin כינויין  – zo zijn er bij El אל de bijnamen [erenamen]: de Grote, gadol  גדול  – de Barmhartige , rachum רחום  en de Genadige, chanun  חנון Zo zijn er bij Elohim  אלהים  de namen, bijnamen: de Machtige, ’addir  אדיר –  de Richter [Rechter]  shopheet שופט  en Beslisser, Decisor, dayyan  דיין  En voorts: elk van deze titels heeft weer andere titels, bijnamen, bij zich, die uit deze titels voortkomen. Deze namen zijn op hun beurt weer verbonden met andere namen, bijnamen, titels van de Eeuwige. En al die namen zijn verweven met de ene Naam YHWH.  Dit zijn dan al de andere woorden van de Torah, zodat heel de Torah een weefwerk is van titels en namen, die met elkaar verweven zijn. De ganse Torah is geweven uit bijnamen, en de bijnamen zijn geweven uit namen en alle heilige namen zijn gebonden aan de Naam YHWH. Zo is dan de gehele Torah geweven uit die ene Naam van vier letters. En dan is het ons verlangen dat we Zijn Naam mogen kennen. Zoals Psalm 91 zingt: “Ik stel hem in een Hoog Vertrek, want hij kent Mijn Naam {vers 15}. Zoals de Schotse prediker Samuel Rutherford  {1600 – 1661} verzuchtte: o dat ik Zijn Naam wist. Zijn Wezen, Zijn essentie gaat alle begrip te boven. Zoals Paulus zegt aan het eind van Rom. 9 – 11: “O diepte des rijkdoms beide der Wijsheid en der Kennis Gods: hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn rechtzettingen, hoe onnaspeurlijk Zijn wegen”.  {Rom. 11, 33} Zo gaat Hij Jisra’el rechtzetten, en zo gaat Hij de goyim, de volkeren rechtzetten, vanuit Zijn ondoorgrondelijke “Wijsheid. Want uit Hem, en door Hem, en naar Hem toe zijn alle dingen, aan Hem de kabhod, de heerlijkheid, het gewicht, in der eeuwigheid. Amen”. “Want Hij zegt: Mijn gedachten zijn hoger dan uw gedachten. En Mijn wegen hoger dan uw wegen”. En dat loopt dan uit op: in plaats van een doornstruik zal een cypres opschieten, en in plaats van een distel zal een mirt opschieten. En het zal den HEERE zijn tot een naam, en tot een teken, dat niet zal worden afgesneden. {Jes. 55}.

En Hij Die in de hemelen is, zet Zijn namen op aarde. Dat is Zijn genade: Hij daalt af, zoals Hij sprak tot Mosheh: Ik zal afdalen om Mijn volk uit te leiden. En dan maakt Hij Zijn eeuwige Naam bekend: IK BEN.

Comments (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *