Zes watervaten
Door dr. K.D Goverts
“Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik van de Joden” { Joh.2:6}. Joden, beter: Judeeërs. Het gaat steeds om die Judeeërs, dat zijn dus de mensen die bij Hem horen. Het zijn de zijnen. Hij kwam tot het zijne… Sommige uitleggers gaan dan uitrekenen hoeveel wijn er wel was, honderden liters. Men zegt dan: er was een overvloed aan wijn. Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom wat er in die getallen twee of drie meeklinkt. Je bent dus op weg van twee naar drie. Van voorbereiding naar opstanding.
Zes watervaten
Zes watervaten, dat herinnert aan de zes dagen van de schepping. De zesde dag, de dag waarop de mèns werd geschapen. De rabbijnen zeggen dan: het gaat op die zesde dag niet alleen om de schepping van de mens, zijn plaatsing in het paradijs, maar ook om zijn falen en zijn verbanning. Het gaat er dus niet om of het féitelijk wel zo gebeurd is, maar het gaat erom, dat je de geestelijke waarde erin hoort. Die rabbijnse verhalen en interpretaties hebben wel hun zin. De rabbijnen willen hiermee dus zeggen: de mens heeft de zevende dag niet gehaald. Hij kon de zevende dag niet binnengaan. Hij kon niet binnengaan in de sjabbat. En in die zes vaten zie je in wezen dat verhaal opnieuw. Zes vaten, maar de vaten zijn leeg. Met lege vaten kun je niemand reinigen. Het wachten was dus op het moment, dat die vaten gevuld zouden worden. In die zes vaten zit als het ware heel die nacht van de schepping.
“Vult (letterlijk) de watervaten met water. En zij vulden ze tot (letterlijk) bovenaan” {Joh.4:7}. Johannes werkt veel met die symboliek van boven en onder. In het Hebreeuwse denken was er geen onderscheid tussen binnen- en buitenkant. Als je je handen waste, waste je je daad. En als je je voeten waste, waste je je wandel. De Hebreeuwse mens kende in dat opzicht in feite geen uiterlijkheden, het lichaam is ook niet uiterlijk. “Toen nu de leider van het feest het water proefde, dat wijn geworden was – en hij WIST niet waar deze vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, WISTEN het – riep de leider van het feest de bruidegom” {Joh.4:9}.
Het gaat steeds om dat weten in het Johannes-evangelie. Nikodemus wist het niet, die Samaritaanse vrouw wist het niet; wij weten, zegt Jezus. Zo krijg je steeds dat spanningsveld van weten en niet-weten.
Vanwaar?
“Hij wist niet waar deze vandaan kwam”. Letterlijk: “Vanwaar deze was”. En ook vanwaar is een sleutelwoord in het Johannes-evangelie. Vanwaar komt Hij…. Jezus zegt: “Ik weet vanwaar Ik ben … en waar Ik heenga”Dat ‘vanwaar’ heeft te maken met de oorsprong. Met de ‘oer-sprong’. Waar komt dat water vandaan? Het komt van boven. Waar komt Jezus vandaan? Dat is in wezen dezelfde vraag. En Jezus zegt dan ook: Ik kom van boven, Ik kom van de Vader. De leider van het feest weet dus niet, vanwaar dat water of die wijn is. Maar de bedienden, die het water geschept hadden, díe wisten het. De dienaren, de diakenen wisten het. Dat is ook een motief bij Johannes. De leiders vragen: waar komt Hij vandaan? Ja, Hij komt uit Galilea. Sommigen zeggen zelfs: Hij is een Samaritaan. De dienaren weten het dus, niet de toeschouwers. De dienaren zijn degenen die het water geschept hebben.
“Gij zult met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils” Zo spreekt Jesaja 12. Degenen, die het geschept hebben, die bij de bron zijn geweest, weten ook vanwaar dat water komt.
Bruid en bruidegom
“Gij echter hebt de goede wijn bewaard” {Joh.2:10}. ,Je zou zeggen: niet de leider van het feest had de bruidegom moeten roepen, maar de bruidegom had de leider van het feest moeten roepen. De vraag begint zich nu op te werpen, wie nu eigenlijk de bruidegom is. En dan lijkt het, of het verhaal in elkaar schuift, want wie heeft nu de goede wijn bewaard: Jezus! Jezus moet hier wel de bruidegom zijn. En de bruid, dat zijn de zijnen. Dat zijn de mensen in de ballingschap, zij die geen wijn hebben. Nooit ook wijn gehad. Niets in huis, alleen lege vaten. En dan zegt de Talmud: “Geen oog heeft gezien, o Here, buiten U, wat Gij bereid hebt voor wie op U wachten”. Er wordt dan gezegd: dat is de wijn, die bewaard wordt in de druiven sinds de zesde dag van de schepping. Sinds het moment, dat Adam in ballingschap ging. Sinds dat moment heeft God die druiven bewaard.
Het was een schitterend wijnjaar. Een oude wijn, die niet gebotteld is en niet geoogst; men heeft ook nooit met die wijn kunnen knoeien. Het is absoluut onversneden wijn. En die wijn betekent: de komende eeuw. Zoals een lied zo mooi zegt:
‘Toen zei de vlam in ieders beker wie er de ware wijnstok was’
Die bekers staan in vlam.
De vlam slaat in die zes vaten.
En in een ander lied wordt gezegd:
‘Het water bloosde, toen het de bruidegom zag’ . Het water wordt in gloed gezet. De Messiaanse gloed van de komende eeuw slaat in die vaten. De goede wijn is dus, dat die komende eeuw binnenkomt in de ballingschap. Vergelijk ook: “En de HERE der heerscharen zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen; van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen”{Jes.25:6}.
De nieuwe tijd komt binnen.
Comments (0)